Naar inhoud springen

Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/145

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

131

bedrijf, een weverij of een kolenmijn enz. Hoe echter de aanwending der meerwaarde ook zij, steeds wordt zij in dit geval in kapitaal omgezet, in meerwaarde werpende waarde.

Om evenwel kapitaal te worden, moet de meerwaarde, nadat zij de omzetting van waar in geld heeft doorgemaakt, weer de omzetting van geld in de overeenkomstige waren doormaken. Nemen wij bijv. een katoenspinner; hij heeft zijn garen verkocht en bezit thans, behalve het oorspronkelijk voorgeschoten kapitaal, ook de meerwaarde in geldvorm. Behalve het oorspronkelijk kapitaal moet nu ook deze meerwaarde in nieuw kapitaal overgaan. Dit is slechts mogelijk, wanneer zij op de markt een overeenkomstig vermeerderde hoeveelheid waren vindt, die haar als voortbrengingsmiddelen kunnen dienen: zal de meerwaarde toegevoegd kapitaal kunnen worden, dan moeten meerdere ruwstoffen—in ons voorbeeld katoen,—meerdere arbeidsmiddelen—zooals machines,—meerdere levensmiddelen tot onderhoud van meer arbeidskrachten, en eindelijk meerdere arbeidskrachten voorhanden zijn, d.w.z. de materiëele voorwaarden voor een uitbreiding der productie moeten aanwezig zijn, eer een accumulatie van het kapitaal mogelijk is.

De katoenspinner mag echter met reden verwachten, dat hij de noodige meerdere voortbrengingsmiddelen op de warenmarkt zal vinden. Want niet in de spinnerij alleen, ook in de katoenplantages, de machinefabrieken, de kolenmijnen enz, wordt gelijktijdig meerwaarde geproduceerd, dus ook meerproduct.

Let men niet op de meerwaarde die in een jaar aan den afzonderlijken kapitalist toevalt, doch op de totale jaarlijksche meerwaarde die de gezamenlijke kapitalistenklasse zich toeëigent, dan vertoont zich de regel: De meerwaarde kan niet (geheel of gedeeltelijk) in kapitaal veranderen, wanneer niet het meerproduct (geheel of tot een overeenkomstig deel) uit voortbrengingsmiddelen en uit levensmiddelen voor arbeiders bestaat.

Vanwaar echter de meerdere arbeiders te krijgen? Daarover behoeft de kapitalist zich niet bezord te maken; het is voldoende dat hij den arbeiders in loon het tot hun levensonderhoud noodige geeft; voor hunne voortplanting en vermeerdering zorgen zij zelven.

De arbeidersklasse produceert zelve de meerdere arbeiders die noodig zijn voor de uitbreiding der productie, voor de reproductie op grooter schaal.

Wij zagen dat reeds bij eenvoudige reproductie na een reeks van jaren ieder kapitaal een geaccumuleerd, uit loutere meerwaarde bestaand kapitaal wordt. Maar zulk een kapitaal kan ten minste bij zijn geboorte de opbrengst van den arbeid zijns bezitters uitmaken. Anders is het met kapitaal dat aanstonds uit geaccumuleerde meerwaarde ontstaan is. Dit is van den beginne aan onverhuld opbrengst van den arbeid van lieden die het niet bezitten. Accumulatie van meerwaarde beteekent toeëigening van onbetaalden arbeid.

Welk een tegenstrijdigheid met de grondslagen van den warenruil! Wij hebben gezien, dat de warenruil oorspronkelijk eenerzijds onderstelde dat de warenproducent particulier eigenaar van zijn product is en anderzijds dat gelijke waarden geruild worden, zoodat niemand