Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/146

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

132

in het bezit van een waarde geraken kan, behalve door eigen arbeid of het verstrekken van een gelijke waarde.

Thans vinden wij als grondslagen der kapitalistische productiewijze eenerzijds de scheiding des arbeiders van het product van zijn arbeid: degene die het product voortbrengt en degene die het bezit, zijn nu twee verschillende personen; en anderzijds vinden wij de toeëigening van waarde zonder het verstrekken van een gelijke waarde, de meerwaarde. En bovendien vinden wij de meerwaarde niet slechts als resultaat, doch ook als grondslag van het kapitalistisch voortbrengingsproces. Uit kapitaal wordt niet slechts meerwaarde, uit meerwaarde wordt ook kapitaal, zoodat ten slotte het grootste deel van allen rijkdom bestaat uit waarde die zonder tegenwaarde toegeëigend is.

Dit verkeeren der grondslagen van de warenproductie in hun tegendeel geschiedde echter niet in tegenspraak met haar wetten, doch op grond dier wetten.

"Even noodzakelijk als de warenproductie op een zekeren ontwikkelingstrap kapitalistische warenproductie wordt—ja, slechts op den grondslag der kapitalistische productiewijze wordt de waar tot de algemeen heerschende vorm van het product—, even noodzakelijk slaan de eigendomswetten der warenproductie om in wetten der kapitalistische toeëigening. Men bewondere derhalve de listigheid van Proudhon, die het kapitalistisch eigendom wil afschaffen door... de eeuwige eigendomswetten der warenproductie te doen gelden!"

 
2. De onthouding van den kapitalist.
 

Wij hebben tot dusver slechts de beide uiterste gevallen beschouwd: het volledig consumeeren of het volledig accumuleeren der meerwaarde. Maar, gelijk gezegd, in den regel wordt slechts een deel der meerwaarde geconsumeerd en een deel geaccumuleerd. Het eerste deel wordt als inkomen in engeren zin beschouwd.

Het hangt van het welbehagen van den kapitalist af, hoe groot een deel der meerwaarde hij wil consumeeren, hoe groot een deel in kapitaal omgezet zal worden. De beslissing daarover ontvonkt groote tweespalt in zijn binnenste.

Met Faust kan hij uitroepen:

"Twee zielen wonen, ach! in mijne borst.
De eene wil zich van de and're scheiden;
De eene klemt, in felle liefdedorst,
Aan 't wereldsch stof met hakende organen;
De and're heft zich van der aarde korst
En zweeft naar sferen"... waar ducaten groeien.

Ja, in den kapitalist herhaalt zich op eigenaardige wijze de oude tweespalt tusschen lust des vleezes en onthouding, tusschen heidendom en christendom. Verlangend lonkt de kapitalist naar de verheugenissen dezer wereld, maar elk genot schijnt hem zondig dat hij niet om niet verkrijgen kan.

Het deel der meerwaarde dat de kapitalist persoonlijk consumeert,