Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/147

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

133

is in den regel geen willekeurige, doch een historisch bepaalde grootheid; bepaald, gelijk het loon van den arbeider, door de gebruikelijke levenspositie van den onderhavigen "stand".

Evenals de arbeider, indien ook in anderen zin, behoort ook de kapitalist zijn leven lang aan het kapitaal. Hij wordt door de concurrentie niet slechts gedwongen de wetten der kapitalistische productiewijze in zijne onderneming te voltrekken, ook zijn particulier leven is aan hun eischen onderworpen, Leeft hij te royaal, gaat hij zich te buiten, dan heet het: hij is een verkwister—zijn crediet daalt. Is hij gierig, leeft hij beneden zijn stand, dan wekt dat den schijn, als wierp zijn onderneming niet de gemiddelde opbrengst af—zijn crediet lijdt eveneens. Zoo is de kapitalist gedwongen, een zeker, voor bepaalden tijd en plaats bepaald deel zijner meerwaarde te consumeeren. Deze grootheid is echter veel meer elastisch dan die van het arbeidsloon.

Voor dat deel der meerwaarde echter dat geaccumuleerd wordt, bestaan in 't geheel geen grenzen, behalve de totale hoeveelheid der meerwaarde zelve en den elastischen levensstandaard van den kapitalist. Hoe meer geaccumuleerd wordt, des te beter. De kapitalistische productiewijze zelve maakt een voortdurende accumulatie van kapitaal noodzakelijk. Wij hebben gezien, hoe met de technische ontwikkeling de kapitaalsom die voor de oprichting en het drijven eener onderneming in een bepaalden tak van arbeid noodig is, willen de producten met aanwending van gemiddeld noodzakelijken arbeid vervaardigd worden, steeds grooter wordt. Als in een tak van arbeid thans bijv. 20.000 gulden de minimumsom vormen, die in een onderneming gestoken moet worden om haar in staat te stellen de concurrentie vol te houden, dan kan door invoering van nieuwere arbeidsmethoden, nieuwer, omvangrijker machines enz, over twintig jaar deze minimumsom tot 50.000 gulden verhoogd zijn. De kapitalist die oorspronkelijk een onderneming met 20.000 gulden begon, doch verzuimde genoeg meerwaarde te accumuleeren, zoodat hij na 20 jaar inplaats van 50.000 gulden bijv. slechts 30.000 te zijner beschikking heeft, zal waarschijnlijk de concurrentie niet kunnen volhouden en te gronde gaan. Maar deze prikkel is onnoodig om den kapitalist tot accumuleeren te bewegen. De drang tot het accumuleeren om der wille van de accumulatie, wordt door de moderne productiewijze in den kapitalist evenzoo ontwikkeld, als op een vroegeren trap der warenproductie in den schatvormer de begeerte om goud en zilver opeen te hoopen en weg te sluiten. Evenals de opeenhooping van schatten heeft de accumulatie van kapitaal geen grens in zich zelve, zij is mateloos. Hoeveel de kapitalist ook bezitten moge, al gaat zijn inkomen ook sinds lang zijn consumptievermogen te boven, hij jaagt verder naar nieuwe meerwaarde, niet om zijn geneugten, maar om zijn kapitalen te vermeerderen.

De klassieke economie heeft de gevolgen en oorzaken der accumulatie eenerzijds en der consumptie van de kapitalistenklasse anderzijds volkomen onbevangen onderzocht. Zij hield zich met de accumulatie van kapitaal slechts van den economischen kant bezig, niet van den zedelijken kant, wat gewis zeer onzedelijk was.