Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/59

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HOOFDSTUK I.

HET PRODUCTIEPROCES.

 

 

Wij hebben ons in de eerste afdeeling van dit boek meestal op de warenmarkt bewogen; wij hebben gezien, hoe waren geruild, verkocht en gekocht worden, hoe het geld de meest verschillende functies verricht, hoe uit het geld kapitaal wordt, zoodra het op de markt de waar arbeidskracht aantreft.

De kapitalist heeft de arbeidskracht gekocht en trekt zich met het nieuw verworvene terug van de markt, waar het hem voorloopig tot niets nut, hij begeeft zich daarheen waar hij consumeeren, gebruiken kan, in de werkplaats. Laat ons hem daarheen volgen. Laat ons het gebied der warencirculatie verlaten en eens rondzien op het gebied der productie. Op dit gebied zullen zich de hier volgende uiteenzettingen bewegen.

"Het gebruik der arbeidskracht is de arbeid zelf." De kapitalist consumeert de arbeidskracht, die hij gekocht had, door haar verkoopers voor zich te laten arbeiden, waren te laten produceeren.

De waren produceerende arbeid heeft, gelijk wij reeds in de eerste afdeeling zagen, twee kanten: zij is vormster van gebruikswaarden en van warenwaarden. Als vormster van gebruikswaarden is de arbeid geen kenmerkende bizonderheid der warenproductie, doch een voortdurende noodzaak voor het menschelijk geslacht, onafhankelijk van elken bizonderen maatschappelijken vorm. Als zoodanig vertoont de arbeid drie momenten: 1°. een doelbewuste en doelmatige verrichting van den mensch; 2°. het arbeidsmateriaal; 3°. het arbeidsmiddel.

De arbeid is een doelmatige en doelbewuste verrichting van den mensch, een werken van den mensch op de natuurstof, ten einde aan deze een voor zijne behoeften bruikbaren vorm te geven. De elementen van zulk een verrichting vinden wij reeds in het dierenrijk, doch eerst op een bepaalden ontwikkelingstrap van het menschelijk geslacht ontdoet