Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/76

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

62

zijn zou. In dit huis der verschrikking zou de dagelijksche arbeidstijd twaalf uren bedragen.

Honderd jaar later, in 1863, in "de eeuw der humaniteit", constateerde een enquête-commissie, dat in de pottenbakkerijen van Staffordshire zevenjarige kinderen vijftien uren lang dag-in dag-uit arbeidden.

Het kapitaal had geen dwangwetten en tuchthuizen meer noodig om den arbeider tot den meerarbeid te dwingen; het was een economische macht geworden, waaraan zich de proletariër willoos moest onderwerpen. Sedert het laatste derde deel der 18de eeuw had in Engeland een ware wedren naar meerarbeid plaats; de eene kapitalist zocht den ander te overtreffen in onmatige uitbreiding van den arbeidstijd.

De arbeidersklasse kwijnde gruwbaar snel weg, lichamelijk en zedelijk; zij ontaardde zienderoog van jaar tot jaar; zelfs de voortdurende verfrissching van haar bloed door het toestroomen der arbeiders van het land naar de fabrieksdistrikten kon het vernietigingsproces niet stremmen. "De katoenindustrie telt 90 jaren," kon een spreker, Ferrand, in het engelsche Lagerhuis in 1836 uitroepen; "in drie generaties van het engelsche ras heeft zij negen generaties van katoenbewerkers verzwolgen."

De fabrikanten lieten zich daardoor niet van de wijs brengen. In weerwil van het snelle verbruik van menschenlevens nam het aantal bruikbare arbeidskrachten niet af: van het platteland, uit Schotland, lerland, Duitschland, stroomden de kandidaten voor den dood bij menigte naar de engelsche fabrieksdistrikten en naar Londen, uit hun woonstreek verdreven door den ondergang der industrie aldaar, door omzetting van bouwland in weiland enz.

Maar al hield ook het vooruitzicht op de verrotting der bevolking van Engeland de fabrikantenklasse als zoodanig niet af van het uitzetten van den arbeidsdag, dan moest dit toch de bezorgdheid wekken van de engelsche staatslieden die niet tot de fabrikantenklasse behoorden, ja de bezorgdheid van die leden dezer klasse die een ruimer blik bezaten dan de overigen. Wat moest er uit Engeland, wat uit de engelsche industrie geboren worden, als de bevolking aldus steeds verder door het kapitalisme werd opgezogen?

Gelijk het in alle kapitalistische staten noodig geworden is aan het verwoesten der wouden door het kapitaal zooveel mogelijk paal en perk te stellen, zoo drong zich ook de noodzakelijkheid op, om de roofbouwachtige uitbuiting der nationale arbeidskracht te beperken. De staatslieden, die tot het besef dezer noodzakelijkheid kwamen, werden voorwaarts gedrongen door de engelsche arbeidersbeweging, de eerste moderne beweging van dezen aard.

Robert Owen reeds deed in den aanvang onzer eeuw den eisch van een beperking van den arbeidsdag hooren en voerde in zijn fabriek den arbeidsdag van tien-en-een-half uur feitelijk en met het beste resultaat door. De arbeidersbeweging die sinds de jaren na 1820 weldra reusachtig aanwies, en, sedert 1835 als Chartistenpartij georganiseerd, den heerschenden klassen van Engeland de eene bewilliging na de andere afperste, had zich tot hoofddoel het algemeen kiesrecht en den tienurigen arbeidsdag gesteld.