Naar inhoud springen

Pagina:Kautsky 1900 nl Economische Theorie Marx.djvu/84

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HOOFDSTUK VI.

DE BETREKKELIJKE MEERWAARDE.

 

 

Is de noodzakelijke arbeidstijd, d.w.z. dat deel van den arbeidsdag waarin slechts zooveel waarde geproduceerd wordt, als het kapitaal voor de waar arbeidskracht te betalen heeft, een bepaalde grootheid, dan kan de meerwaardevoet slechts vergroot worden door verlenging van den arbeidsdag. Bedraagt bijv. de noodzakelijke arbeidstijd 6 uren dagelijks, en is hij onveranderlijk, wat onder gegeven productievoorwaarden het geval is, dan kan de meerwaardevoet slechts verhoogd worden door verlenging van den arbeidsdag.

De gevolgen dezer omstandigheid hebben wij in hoofdstuk IV beschouwd.

Maar de arbeidsdag kan niet tot in 't oneindige gerekt worden. Het streven van den kapitalist om hem te verlengen, vindt natuurlijke grenzen in de uitputting van den arbeider, zedelijke grenzen in diens aanspraken op vrijen tijd als mensch, politieke grenzen in de door verschillende omstandigheden afgedwongen beperking van den arbeidsdag door den staat.

Nemen wij aan dat de arbeidsdag een grens bereikt heeft waarboven hij onder de gegeven omstandigheid niet verlengd kan worden en dat deze grens met het twaalfde arbeidsuur bereikt is. De noodzakelijke arbeidstijd zij op zes uren gesteld, de meerwaardevoet dus op 100 percent.

Hoe nu dezen meerwaardevoet te vergrooten? Heel eenvoudig. Druk ik den noodzakelijken arbeidstijd omlaag van 6 op 4 uur, dan stijgt de tijd van den meerarbeid van 6 tot 8 uur; de lengte van den arbeidsdag is dezelfde gebleven, maar de verhouding van zijn beide bestanddeelen, van den noodzakelijken en den overschietenden arbeidstijd, is een andere geworden. Daarmede ook de meerwaardevoet. Door het omlaagdrukken van den noodzakelijken arbeidstijd van 6 op 4 uur bij een 12-urigen arbeidsdag, is de meerwaardevoet van 100 tot 200 pCt. gestegen, is dus verdubbeld. Wat er voorgevallen is, wordt