holte, welke meestal zeer diep, en waarvan de opening of ingang zeer naauw is. Het mannetje lost het wijfje dikwijls in 't broeijen af, en brengt haar voedsel aan terwijl zij broeit.
De jongen worden door beide ouden met insecten gevoerd. Binnen vijf weken zijn zij volwassen, doch vliegen dan nog eenige dagen in 't gezelschap der ouden rond.
Behalve in den paartijd, vindt men de Kuifmees zelden alleen; gewoonlijk vliegt zij in gezelschap van andere Meezen, trekt of zwerft met dezen rond, en dan meestal in streken waar masthout groeit. In de dennenbosschen zal men de Meezen steeds het menigvuldigst, zoowel in aantal als in soort, aantreffen. Op die plaatsen, waar de Kuifmees woont, ontmoet men zeker ook de Zwarte- of Dennenmees (P. ater), en waar beide laatstgenoemde soorten aanwezig zijn, daar krioelt het ook van Gewone-, Zwartkop- en Pimpelmeezen.
In het najaar, op den trek, of zwervende, komen er wel eens Kuifmeezen in onze kustprovinciën voor; soms ook in het voorjaar. Zelden echter worden er bij ons gevangen, ofschoon men ze in Engeland dikwijls gekooid aantreft. Op eene buitenplaats nabij Arnhem werden eenige jaren geleden twee nesten gevonden, hetgeen toen als eene groote zeldzaamheid werd aangemerkt; intusschen zou men zeker jaarlijks vele nesten kunnen vinden, indien men de kleine bosschen van Noord-Braband doorzocht; althans heb ik in de omstreken van Breda eens een viertal jongen, en nabij Bergen-op-Zoom tweemaal ouden aangetroffen.
Men kan ze zeer goed in de kooi houden bij gelijke behandeling als voor de Pimpelmees is voorgeschreven.