kleurde vogels, die geen uiterlijk verschil van sekse vertoonen, in de meeste gevallen de nesten verborgen liggen, zoo als in boom- of aardholen, en dat daarentegen bij die vogelsoorten, waarvan alleen het wijfje eentoonig gekleurd is, de nesten in den regel open liggen, zoo als op den grond, op steenen muren of rotsen, op dikke boomtakken, tusschen het lage hout of dunne takjes; in ieder geval dus handelt de vogel, 't zij door ondervinding of uit instinct, zóó, dat zijne nakomelingschap voor de aanvallen zijner vijanden beveiligd wordt; daarom heeft de wijze natuur, den broeijenden vogel een vederkleed toebedeeld, dat niet zoo spoedig opgemerkt wordt. Als b. v. de Papegaaijen (welke allen in boomholen broeijen) nesten gelijk die der Ringduif maakten, ware hun leed niet te overzien; want zij zouden, door hunne afstekende kleuren, zeer spoedig door roofgedierte opgemerkt worden. Zoo zouden ook indien de wijfjes der hoenderachtige vogels (welke op den grond broeijen) een vederkleed als dat der mannetjes hadden, ook zij natuurlijk veel minder veilig liggen. Vogels, waarvan de seksen gelijkkleurig zijn, en die desniettegenstaande open nesten bouwen, zijn meestal eentoonig gekleurd, of brengen in het tegenovergestelde geval hunne nesten op zoodanige plaatsen aan, waar zij zelden in handen hunner vijanden kunnen vallen, en daaronder behooren de meeste Roofvogels. Het zou dus zeer te verwonderen zijn, indien bij de hier bedoelde vogeltjes (Parus biarmicus) ook het mannetje broeide. Men kan hem misschien op het nest hebben aangetroffen, namelijk op den rand of daarboven, maar nooit op de eijeren zittende.
De jongen worden met insecten, vooral met rupsen van Leucania phragmitides gevoêrd, zijn spoedig volwassen en vliegen tot den trektijd met hunne ouders mede. De ouden, alsmede de jongen tegen het najaar, eten ook zaden van sommige waterplanten. Ik heb ook wel eens kleine slakjes of liever slakkenhuisjes in hunne maag gevonden.
Men vangt deze vogeltjes volgenderwijze: Twee of drie voorwerpen worden, elk afzonderlijk, in een klein kooitje gezet en op een weiland, langs den waterkant, tegenover het riet geplaatst. De vogelaars buiten Kralingen weten reeds of zien aan de bewegingen in het riet, dat er zich Baardmannetjes bevinden. Nu plaatsen zij een net, 1½ Ned. el hoog en 4 à 5 Ned. el lang, in eene schuine rigting tegenover het riet. Zulk een net wordt op een vierkant houten of ijzeren raam gespannen. Op den grond, tusschen dit raam en het riet, worden de kooitjes,