Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET WINTERKONINGJE.

REGULUS CRISTATUS.


Dit vogeltje, waarvan wij reeds bij het Goudhaantje spraken, bewoont bijna geheel Europa; het wordt echter in de koudere landen, zoo als in 't Noorden van Rusland, in Zweden en Noorwegen, veel algemeener aangetroffen, dan in Midden-Europa, alwaar het wel overwintert maar zelden broeit en, even als hier te lande, vooral in het koude jaargetijde gezien wordt. Het Winterkoningje is meer een Noordsche, het Goudhaantje een Midden-Europesche vogel. Men heeft ze vroeger voor een en dezelfde soort gehouden, niettegenstaande het onderscheid zeer kennelijk is. Het Winterkoningje verschilt van het Goudhaantje door zijn meer eentoonig vederkleed, doordien het geen wit onder en boven het oog, en over 't algemeen minder zwart aan den kop heeft; zijn kuifje bevat ook meer gele en minder donker oranjekleurige veêren; zijn rug trekt meer naar het grijsgroene, en zijne nekveêren zijn niet, zoo als die van het Goudhaantje, fraai geelgroen, maar groenachtig grijs.

Bij de Winterkoningjes is grooter verschil van seksen op te merken, dan bij de Goudhaantjes; het wijfje van laatstgenoemde heeft een licht oranje kuifje, terwijl het wijfje van eerstgenoemde slechts de buitenste, verlengde, citroengele kopveêren heeft. De jongen zijn schier geheel gelijk aan die der Goudhaantjes, van welke zij zich echter onderscheiden door een geelachtig streepje over den buik.

In Noord-Braband worden wel eens Winterkoningjes broeijende aangetroffen: waarschijnlijk zijn dit paren, die daar 's winters overbleven. Na een kouden winter in het Noorden, of bij eene vroege lente hier te lande, blijven deze vogeltjes dan ook wel eens in velen onzer provinciën broeijen.

Het nest, het getal en de grootte der eijeren zijn gelijk aan die der Goudhaantjes; alleen is bij het Winterkoningje de kleur der eijeren wit.