Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/175

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE BRAAMSLUIPER.

SYLVIA CURRUCA.


De Braamsluiper, die in verschillende streken van ons vaderland ook Kersendiefje genoemd wordt, is in Europa, naast de Grasmusch (S. cinerea), de algemeenste soort van de groep Curruca. In de wetenschap heet hij, volgens nieuwe schrijvers, ook Curruca rufa en C. albigula. Den bijnaam Kersendiefje heeft hij te danken aan zijne eigenschap, om 's zomers in de boomgaarden kersen te eten, of liever, van de kersen te pikken. Men noemt hem Braamsluiper, omdat hij veeltijds wordt aangetroffen in streken, waar braambeziën groeijen en waar hij dan in de braamstruiken rondspringt en ook nestelt.

Deze vogel bezoekt ons van half April tot de eerste dagen van September; meestal komt hij gelijktijdig met de Grasmusch. Na September vindt men hem nog in Zuid-Europa, alwaar hij dikwijls overwintert; wordt het hem daar echter nog te koud, dan trekt hij tot Noord-Afrika.

Hier te lande vindt men den Braamsluiper het menigvuldigst in Gelderland en Noord-Braband; in laatstgenoemde provincie behoort hij tot de meest algemeene zangers en schijnt zelfs in sommige streken de Grasmusch geheel te vervangen. In de kustprovinciën daarentegen is hij, ofschoon lang niet zeldzaam, toch niet zoo algemeen als in genoemde streken. Hij bewoont bij voorkeur een droogen, heideachtigen grond, laag hout, als struiken en heesters, en boomgaarden.

Er bestaat geen aanmerkelijk verschil tusschen de seksen; alleen is het mannetje wat rosser op de borst en donkerder aan de wangen, terwijl de kleuren aan keel en oorsteek zich bij hem duidelijker afscheiden, dan bij het wijfje.

De jongen hebben dezelfde kleuren als de ouden, doch over 't algemeen wat flaauwer tint; hunne pooten zijn geelachtig, hunne iris blaauwgrijs en hun snavel blijft gedurende de eerste maanden bruingeel.