Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE KLEINE GEELKUIF-KAKATOE.

CACATUA TRITON.


De Kakatoes worden, wegens hare algemeene vormen, als een ondergeslacht der Papegaaijen beschouwd. Door haar zwaren, hoogen bek, haar meestal korten, vierkanten staart en de bij de meeste soorten verlengde kopveêren, verschillen zij echter dermate van de eigenlijke Papegaaijen, dat de tegenwoordige ornithologen haar tot eene afzonderlijke groep gebragt hebben, wier wetenschappelijke naam thans Cacatua is.

De Kleine Geelkuif is van alle Kakatoes de meest bekende en wordt vooral in de zeesteden van Holland gezien, waar zij gewoonlijk door zeelieden wordt aangevoerd.

Zij behoort op het eiland Nieuw-Guinea te huis, wordt daar gevangen, naar de voornaamste zeesteden onzer Oost-Indische bezittingen gebragt en met veel winst verkocht. Op Java wordt zij in de meeste huizen der blanken aangetroffen.

Op den grond komt zij zelden, en alleen dàn, wanneer er geene vruchten aan de boomen zijn; alsdan loopt zij en houdt de voorteenen binnenwaarts gekeerd; haar gang heeft echter iets moeijelijks; want de pooten dezer vogels zijn, even als die van bijna alle andere Papegaaijen, meer ingerigt om te grijpen en vast te houden, dan om op vlakke gronden te loopen.

In den vrijen staat leeft zij gepaard, meestal eenige paren bij elkaêr, in de bosschen. Volgens waarnemingen broeijen zij op bepaalde plaatsen, namelijk in bijna ondoordringbare wouden, en in massa's vereenigd, zoodat er dikwerf een vrij groot aantal paren in een en denzelfden boom nestelen.

Hare eijeren, die in eene boomholte, op den molm of in een eenvoudig nest gevonden worden, en waarvan elk broeisel gewoonlijk twee oplevert, zijn glanzig wit van kleur en ovaal van vorm.