Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/32

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

In de gevangenschap kan zij wel dertig (volgens sommigen zelfs zestig) jaar oud worden. Koude kan zij niet verdragen, vochtigheid evenmin. Bij warm weder is zij het meest op haar gemak; maar toch dient zij, bij te sterke zonnewarmte, in de schaduw te hangen.

Het ruijen van dezen vogel in de gevangenschap gaat dikwijls met moeijelijkheden gepaard, vooral wanneer hij in het najaar ruit, en nog niet geheel van veêren verwisseld heeft terwijl het reeds koud en guur weder is. De meesten sterven daaraan, anderen echter ook ten gevolge van min afwisselend of ondoelmatig voedsel.