Naar inhoud springen

Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/511

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE OOIJEVAAR.

CICONIA ALBA.


De Ooijevaar is in verschillende streken van Europa zeer algemeen; in andere streken daarentegen komt hij zeer zelden of wel in 't geheel niet voor. In Engeland b.v. is een Ooijevaar eene bijzondere zeldzaamheid, en krijgt men hem daar al somtijds te zien, dan is dit gewoonlijk slechts hoog in het luchtruim zwevende.

In Nederland kent iedereen den Ooijevaar; in weinige landen gevoelt deze vogel zich dan ook zóó op zijn gemak, als hier te lande, waarschijnlijk ten gevolge van de massa kikvorschen, die hier 's zomers voor hem te vangen zijn. Eene der redenen, waarom hij hier zoo algemeen bekend is, ligt ongetwijfeld daarin, dat de Ooijevaar door onze buitenlui beschermd wordt en zich daarom meer nabij de woningen durft ophouden en in open velden of aan den waterkant loopt, waarbij hij door zijne afstekende witte en zwarte veêren bijzonder in het oog valt. Ook doordien hij gewoon is, bovenop huizen of verhevenheden te nestelen, kan men hem reeds van verre opmerken. Met het oog op dit een en ander, is het dan ook waarlijk geen wonder, dat omtrent den Ooijevaar hier te lande allerlei sprookjes worden opgedischt, ja, dat men hier met dezen vogel eigenlijk dweept. De bewijzen hiervan ziet men niet alleen (gezwegen nog van de heraldieke positie, die de Ooijevaar in 's Gravenhage's wapen bekleedt) in de menigte uithangborden van herbergen enz., waarop deze vogel staat afgebeeld, maar ook en vooral in de menigte spreekwoorden, die van ouds omtrent dezen Nederlandschen huisvriend in zwang zijn geraakt: „Waar een Ooijevaar is, daar is geluk te wachten", zegt de landman, en „Een Ooijevaar brengt zegen aan", zegt een ander spreekwoord, 't Werd mij dan ook wel eens ten kwade geduid, dat ik er een schoot; mij dunkt echter, dat het dan toch wel noodzakelijk is, er een meester te worden, wil men aan zijne aanbidders duidelijk maken, hoe de vogel er eigenlijk uitziet,