Pagina:Keulemans Onze vogels 1 (1869).djvu/52

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

daarentegen is het geslachtskenmerk reeds duidelijk bij hen zigtbaar. Nadat zij het nest reeds hebben verlaten, worden zij nog eenigen tijd door de ouden uit den krop gevoerd.

Oorspronkelijk behoort de Grasparkiet in Australië te huis, waar hij door de inboorlingen met vogellijm of met kleine netten en in rieten kooitjes wordt gevangen en aan de Europeanen verkocht, waardoor hij van lieverlede over den geheelen aardbol verspreid is. Nog steeds worden er voorwerpen uit hun vaderland herwaarts gevoerd; doch hun aantal is gering in verhouding tot de alhier gekweekte. Hij teelt dan ook even ligt in gevangen als in vrijen staat, broeit zoowel in kamer als in tuin, en kan bijna even goed als onze inheemsche vogels de koude doorstaan. Nogtans dient, wanneer men hem in den tuin houdt, de volière bij koud of guur weer met glazen ruiten gesloten of, wanneer zij zeer groot is, van digte of gemetselde wanden voorzien te worden; de traliezijde moet naar het Zuiden gerigt en de aanwezige temperatuur mag niet beneden het vriespunt zijn.

Om de vogels in het broeijen te hulp te komen, dient het plaatsen van vermolmde wilgenstammen op den achtergrond of in de hoeken der volière; de daarin aanwezige holen moeten niet te veel verborgen zijn en de gaten mogen niet meer dan acht centimeters middellijn hebben. Men kan hierin van stroo gemaakte nestjes plaatsen, ofschoon tot bouwstof voor het nest niet meer noodig is dan eenig hooi, daar het wijfje des noods hare eijeren op den molm legt. Soms ook worden bamboezen kokers gebezigd, op den bodem met hooi bedekt.

Het voedsel van de Grasparkiet bestaat in gierst of wit zaad, alsook in vruchten en pitten; peterselie daarentegen is voor hem, gelijk voor alle andere Papegaaijen, vergift.

Door fraaijen zang onderscheidt de Grasparkiet zich niet; evenwel klinkt het zacht gekweel, dat hij soms laat hooren, niet onaangenaam. Hij kwijnt wanneer hij alleen opgesloten zit, of niet gepaard is; ook is het van belang, deze vogels in eene niet te enge kooi te houden, daar gebrek aan ruimte, en daardoor moeijelijker ruijen, velen doet sterven.