donkerder, meer roestbruine kleur vervangen, terwijl de kleuren bij haar minder sterk afgescheiden zijn.
De jongen zijn, in hun donskleed, bijna aan die der Wilde Eend (Anas boschas) gelijk, maar iets donkerder.
De kleur en het getal der eijeren zijn onbekend. Volgens Gould broeijen zij tusschen de spleten van rotsen, op den vlakken grond en in boomholen.
De Donkere Bergeend is nog weinig onder de liefhebbers verspreid; evenwel schijnt zij in gevangenschap wel te willen voorttelen, zoodat er kans bestaat, dat wij deze soort weldra even talrijk als de Gewone Bergeend in onze vijvers zullen aantreffen. Tot nog toe komt zij alleen in diergaarden voor; ten minste, voor zoover ons bekend is, heeft hier te lande nog geen particulier vogelliefhebber haar in zijn bezit. In den zoölogischen tuin te Londen leven twee paren, die met gerst worden gevoêrd en verder hun levensonderhoud in waterplanten vinden; zij zwemmen daar in kleine bassins, welke overvloedig met lage heesters zijn omzet, en in welker nabijheid des zomers de noodige materialen voor den nestbouw worden aangebragt; zij hebben er echter nog niet gebroeid. Bij zeker liefhebber te Kew leeft een paar, waarvan het wijfje eijeren heeft gelegd, die echter, waarschijnlijk door den Waard, zijn vertrapt, zoodat men er slechts de gebroken overblijfselen van heeft teruggevonden.