Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/153

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

heb verscheidene malen getracht, ze als kooivogels te houden, doch de meesten stierven binnen twee dagen, en vooral de mannetjes bezwijken spoedig. Gedurende dezen zomer heb ik er een in eene groote kooi; ik voed het met gehakt vleesch en ei, nu en dan met wat miereneijeren. Het zingt niet; slechts éénmaal, toen het uit de kooi ontsnapt was, liet het, huppelende op den grond, een scherp tèk-dèk hooren. In den afgeloopen winter werden er twee nabij Londen gevangen; beide zijn tot nu toe in het leven gebleven. Voorts heb ik eene bijzondere, isabelkleurige variëteit te zien gekregen, welke omstreeks denzelfden tijd in het Zuiden van Engeland geschoten was.