geroep, waarbij hij steeds de lange kuif opheft, is kort en klinkt rollend. In al zijne bewegingen vertoont hij iets deftigs, vastberadens, zelfs iets fiers. Toch ziet hij er zeer aardig uit met zijne groote stappen, vlugge, trippelende wijze van vooruitschieten, en zijne lange kuif, die door het minste togtje in eene trillende beweging gebragt wordt. Ik heb hem menigmaal gadegeslagen en zelfs tot zeer nabij kunnen naderen; want waar ik hem vond, was hij tam en vertrouwelijk. Dikwijls zag ik er twee en meer op de trappen der restauratiën op het duin van Scheveningen; zij liepen daar ongedeerd en pikten er de kruimels brood van de steenen. Ik zag er een voortvliegen met eene lange houtkrul in den bek, en staarde hem zoo lang mogelijk na, ten einde zijn nest te kunnen ontdekken; doch, ondanks alle inspanning en opoffering van tijd, gelukte het mij zelfs niet, hem of zijn nest terug te vinden.
Ik heb den Kuifleeuwerik in de kooi gehad, en voêrde hem met broodkruimels, havergort en gehakt vleesch, en nu en dan een paar miereneijeren of een meelworm.
Eens had ik twee jongen, waarvan er een spoedig stierf; het andere voorwerp daarentegen werd een echte kooivogel, een fiksche zanger. Eene groote kooi, waarin hij nu en dan eens heen en weer en omhoog kon fladderen, scheen hem bijzonder te bevallen, althans naar de houding van de kuif te oordeelen, welke steeds zijne stemming verried. Binnenshuis scheen hij niet zeer op zijn gemak; doch naauwelijks plaatste ik hem buiten het venster, of de lange kuif stond regt overeind, de veêren van het ligchaam werden op en neer geschud, en zijne houdingen bewezen duidelijk genoeg, dat het leven in dien staat hem geenszins naar de vrijheid deed verlangen.