de lichte vlek aan het achterhoofd, die in het winterkleed zoo duidelijk is. Ook in gevangenschap verkleuren deze vogels slechts gedeeltelijk en ziet men uiterst zelden een Keep zonder die witte vlek aan den kop. Het winterkleed komt ten deele met het zomer- of volmaakt gevederte overeen; eigenlijk is het slechts eene wijziging van het andere. De kop is bruin en zwart gevlekt, de borst iets rosser de vlekken aan de schouderveêren zijn duidelijker, en de bek geel. De jongen zijn bleeker en krijgen het bruin aan de borst niet vóór den eersten rui; de zijden en rug zijn bij hen duidelijker gevlekt dan bij de ouden.
Eene variëteit, die echter zelden voorkomt, is de Keep met de zwarte keel. Deze opmerkelijke kleurswijziging wordt echter niet door gevangenschap te weeg gebragt; de voorwerpen met geheel glimmend zwarte keel en kop zijn, voor zooverre bekend is, gedurende den trektijd geschoten of gevangen.
Het nest der Keep is zóó gelijk aan dat van den Vink, dat alleen een scherpziend oog het onderscheid kan opmerken. De botanist herkent het gewoonlijk spoediger, dan de ornitholoog; want het voornaamste verschil bestaat in de soort der bouwstoffen. De Keep bezigt namelijk mossen uit het Noorden, de lange, grijze, ruige korstmossen (lichen) der dennen en beuken; de Vink daarentegen die der vrucht- en eiken- of ijpenboomen. Men vindt echter ook vinkennesten, die met dezelfde dennenkorstmossen zijn bekleed; want de Vink broeit even ver noordwaarts, als de Keep zuidwaarts, zoodat beide verwante vogels op sommige plaatsen in elkanders gezelschap broeijen. De daar gevonden nesten van Keep en Vink zijn dan ook geheel aan elkander gelijk. Op zulke plaatsen komen ook de bastaarden voor, die in het najaar met de troepen zuidwaarts trekken en dan in Midden-Europa gevangen worden. Hoogstwaarschijnlijk echter komt het niet tot eigenlijke paringen tusschen beide soorten, doch geschiedt hier hetzelfde, wat vaak ook bij andere vogels is waargenomen, namelijk, dat alleenlevende, ongepaarde en dolende mannetjes van de eene soort het broeijende wijfje der andere op het nest ontmoeten. De bastaarden van de meeste vogelsoorten komen dan ook, voor zoo verre waargenomen is, niet gezamenlijk in één broeisel voor, doch op zich zelf, als ware 't als vreemdelingen, te midden van de eigenlijke kinderen.
De eijeren der Keep zijn geheel gelijk aan die der Vink.
De Keep heeft slechts weinig aanspraak op den naam van zangvogel; hij is in dat opzigt veel minder ontwikkeld dan de Vink, en slechts in haar vaderland