hoort men haar zacht ratelend geluid. In de kooi laat zij zelden iets anders hooren, dan haar scherp geroep, naar dat der Musch gelijkende, waaraan zij haar naam Keep te danken heeft.
In het Noorden is de Keep een vertrouwelijke, goedaardige vogel; doch op hare jaarlijksche reizen leert zij de mensch, haar ergsten vijand, kennen, en wordt daardoor van lieverlede schuw.
De Keep voedt zich, even als de Vink, met zaden en insecten; zij komt wel nu en dan op den grond, om afgevallen zaadkorrels op te pikken, doch blijft bij voorkeur in de boomen.
In gevangenschap wordt de Keep makker dan de Vink; zij laat vooral tegen den avond, haar „zè-èp" hooren; steeds rigt zij haar kuifje op en wanneer haar wat groen of een meelworm wordt voorgezet, zetten zij de kopveêren regt overeind, nog hooger dan de Vink.
Meelwormen zijn voor de Keep eene ware lekkernij; zij draait en wentelt ze eerst eenige malen in den bek, alvorens ze in te slikken, en wanneer men haar dagelijks er een of twee van toedient, wordt zij spoedig zoo vertrouwelijk als het Sijsje, en pikt ten slotte het voedsel uit de hand.