DE ROODBEK-WEVER.
PLOCEUS SANGUINOLENTA.
Deze Weversoort draagt in de wetenschap verschillende benamingen, zoo als: Quela sanguinolenta, Ploceus quela en Pl. sanguinirostris. Sommige vogelliefhebbers noemen haar eenvoudig „Wever" of „Gekapte Wever", terwijl anderen haar Diok (de inlandsche naam in Soedan) noemen.
Zij is eene der meest algemeene van alle tot de Wevers behoorende vogelsoorten, en ook als kooivogel is zij het meest verspreid en bekend. Zij bewoont West-, Zuid- en Centraal-Afrika, is zeer menigvuldig nabij de Gambia-rivier, minder talrijk in Damaraland, Transvaal en Bejook.
In bijgaande afbeelding zijn het mannetje in zijn bruiloftskleed en het wijfje voorgesteld. Even als bij alle andere soorten van Wevers het geval is, dragen ook de mannetjes van deze soort, na den broeitijd een eenvoudiger kleed; zij gelijken dan eenigzins meer naar de wijfjes, doch onderscheiden zich van dezen steeds door het meer rosékleurige van hun bek en kopveêren, terwijl ook bij nagenoeg alle mannetjes, zoowel vóór als na den paartijd, steeds eenige zwarte veêrtjes aan het voorhoofd zigtbaar blijven. Zij verkleuren langzaam, en daardoor zijn dan ook bij deze soort de seksen gemakkelijker te herkennen, dan bij de meeste andere soorten. De Roodbek-Wevers staan, wat de kleuren betreft, ook tamelijk afzonderlijk; althans zijn er, in dit opzigt, geene aan dezen vogel verwante soorten bekend. In de levenswijze daarentegen komen deze vogels met de meeste Wevers dáárin overeen, dat zij gezellig leven, fraaije nesten bouwen en een ratelend stemgeluid, naar dat van de Musch gelijkende, bezitten. Zij zijn steeds in groote menigte bij elkander; evenwel vertoeven zij niet lang in eene en dezelfde streek, maar trekken op den duur heên en weêr, waarbij zij meestal de nabijheid van bebouwd land en van rivieren zoeken. Zij broeijen het geheele jaar door,