Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/323

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET MUSKAATVOGELTJE

AMADINA PUNCTULARIA.


Het hier genoemde vogeltje, heeft zijn naam waarschijnlijk alleen daaraan te danken, dat de kleuren zijner borstveêren eenigzins met de kleur en het geaderde of gemarmerde der muskaatvrucht overeenkomen. Dezelfde naam wordt ook aan eene verwante soort, Am. undulata, gegeven, die echter minder algemeen is en weinig in kooijen gezien wordt.

De hier afgebeelde soort behoort, met den Rijstvogel, tot de algemeenste en voor de rijstteelt nadeeligste vogelsoorten van Java. De inlanders noemen haar „Pekking".

Er bestaat bij dit vogeltje geen verschil tusschen de seksen; de jongen zijn echter bijna geheel bruin, met vaalwitte randen aan kop en nekveêren, en hebben een bruinzwarten snavel.

De Muskaatvogeltjes bouwen hun nest, dat nog al groot van stuk is, van gras en rijststengels, welke zij te dien einde tot dunne draden uitpluizen. Gewoonlijk vindt men het tusschen takken van doornachtig laag hout of tusschen koffij- of dergelijke heesters, maar zelden in hooge boomen. Soms ook wordt zulk een nest onder daken van huizen op plantages aangetroffen. Het bevat gewoonlijk een vijftal eijeren, vuilwit van kleur en nagenoeg even groot als die van onzen Boomkruiper. Na den broeitijd, die echter zeer ongeregeld is, vliegen ouden en jongen troepsgewijze rond of rusten, gedurende het warme gedeelte van den dag, hier of daar op een dooden tak uit, ofschoon zij van de zonnewarmte geen hinder schijnen te hebben. In de rijstvelden houden deze vogeltjes zich bij geheele zwermen op, die soms, doordien andere vogelsoorten zich daarbij voegen, zeer groot worden.

Tot wering van deze gevleugelde roovertjes zijn vogelverschrikkers slechts