Pagina:Keulemans Onze vogels 2 (1873).djvu/324

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

in den beginne van eenig nut; want maar al te spoedig raakt de hongerige kolonie daaraan gewend en is er dan ook volstrekt niet meer bevreesd voor.

In gevangenschap zijn deze vogeltjes zeer levendig van aard, vooral wanneer zij daar in het gezelschap van vele hunner soortgenooten verkeeren. Zangers zijn het eigenlijk niet; wat men hun gezang kan noemen, bestaat alleen in een hol ratelend geluid, dat eigenlijk slechts eene snel opvolgende herhaling van hun gewoon geroep is. Men voêrt ze 't best met witzaad en gierst; geen hennepzaad, groen of suiker.

Onder gunstige omstandigheden broeijen zij ook in gevangenschap. In eene kleine kooi geschiedt dit echter zelden. Wil men ze dus laten broeijen, dan dient men daarvoor eene tuinkamer of serre beschikbaar te stellen.