HET BOKJE.
SCOLOPAX GALLINULA.
Ofschoon dit vogeltje door zijn vorm er eenigzins zonderling uitziet, weet ik waarlijk niet, waarom men hem een zoo zonderlingen naam, als dien van Bokje, gegeven heeft. Indien het niet de meest algemeen aangenomen naam en het diertje niet zoo algemeen onder dien naam bekend was, zou ik het liever Kleine of Dwergsnip genoemd hebben, daar het voor eene Snip al een bijzonder kleine vogel is. Sommigen hier te lande noemen dit vogeltje ook Dooverik of Doove Snip, welke naam het ook in de Fransche taal voert, namelijk Bécassine sourde. Evenwel is het geenszins doof, en is men slechts tot die onderstelling gekomen omdat het, bij naderend gevaar zich verschuilende, eerst dan opvliegt, wanneer men er vlak bij gekomen is.
Het Bokje nu bewoont Europa en komt van alle Europesche Snippen het Noordelijkst, zoodat wij het tot midden in den winter aantreffen; want het trekt later, niet zoo geregeld, is veeltijds alleen, en zwerft ook meer rond, dan andere Snippen. Niettemin worden vele dezer vogeltjes ook in Egypte en Palestina aangetroffen, en in October en November vallen er velen in handen der alles verslindende Italiaansche gastronomen; daar te lande vangt men ze met strikken en netten, waarna zij, met eene menigte andere kleine zwakke diertjes, aan een touw geregen en op de markt gebragt worden.
Er bestaat geen uiterlijk verschil tusschen de seksen. Wel meenen velen, en daaronder de meeste jagers, dat bij het wijfje de rugveêren minder glanzig zijn; doch deze meening is onjuist: de voorwerpen, die zij voor wijfjes aanzien, zijn eenjarige jongen, wier kleuren inderdaad iets minder glanzig zijn en meer naar het bruine trekken.
Het Bokje broeit niet in het Zuiden of in de gematigde streken van Europa,