DE GIERZWALUW.
CYPSELUS MURARIA.
Van Mei af tot Augustus of September zien wij boven onze steden, inzonderheid rondom de kerktorens, eene menigte vogels, die door hun overluid getier, soms ook door hun groot aantal, de algemeene aandacht trekken. Steeds echter zijn zij zóó hoog in de lucht en daarbij zóó schielijk in hunne bewegingen, dat wij bijna nooit gelegenheid vinden, hen van nabij te beschouwen. Wij zien hen als zwarte zwaluwachtige vogels, altijd vliegende en elkander najagende..... maar dat is ook al wat wij er van zien. De menigte, die zich daar hoog in de lucht beweegt, bestaat uit eene voor ons nagenoeg onbekende vogelsoort; geen wonder dan ook, dat een vogel, die zich niet vangen laat, nooit op den grond of in kooijen gezien wordt, voor het volk tot de bijzonderheden behoort. Soms komt er wel een jong uit zijn nest naar beneden tuimelen, en vindt dan zijn dood op de straatsteenen of in de handen van dezen of genen straatjongen; maar bijna niemand weet dan, wat soort van ding het is, zoodat ik het zelfs wel eens „Vleêrmuis" heb hooren noemen.
Ieder stedeling herkent de Gierzwaluw aan hare vlugt, of weet ten minste, dat zij elken zomer ons in menigte komt bezoeken; en ofschoon hij zich nu geen nader denkbeeld omtrent den vogel weet te vormen, noemt hij hem Steenzwaluw, Muurzwaluw, Zwarte Zwaluw of dergelijke. Van waar echter de Gierzwaluw komt wáár zij heên trekt, en welke bijzonderheden aan haar verbonden zijn daarmede bemoeijen zich weinigen.
De Zwaluwen in 't algemeen zijn lang het onderwerp van verschillende waarnemingen en allerlei tegenstrijdige beweringen geweest, inzonderheid met betrekking tot hunne wijze van gaan en komen en de landen die zij bezoeken, wanneer zij ons verlaten hebben. Menige nasporing heeft tot voldoende uitkomsten geleid, en men weet thans, dat zij naar Afrika verhuizen. Wat meer bijzonder de Gierzwaluwen betreft, ook dezen zijn lang buiten het bereik der natuurkundige waarnemingen