gebleven, en eerst sedert eenige jaren is men te weten gekomen, waarheen zij zich begeven, als het voor ons winter is. Onze zomergast trekt dan namelijk naar het geheele Noordelijk gedeelte van Afrika, doch minder Zuidelijk dan onze Zwaluwen; ook de voorwerpen, die men in Azië aantreft, schijnen groote reizen te ondernemen, daar zij in het gematigde Siberië broeijen en daarna plotseling verdwijnen.
De Gierzwaluw bewoont bijna geheel Europa en het Noorden van Afrika. Op sommige plaatsen, zoo als het eiland Santiago (Noord-Westen van Afrika), is zij een standvogel; doch, naar de inboorlingen mij verzekerden, blijven zij daar niet allen, gedurende het geheele jaar. „Sommigen verlaten ons omstreeks April en gaan elders" zeggen zij. Dit schijnbaar eenvoudige gezegde bevat echter eene zeer opmerkelijke bijzonderheid; immers, van September tot April is juist de tijd waarin deze vogels hier te lande afwezig zijn, en dus vermoedelijk ook de tijd dien zij—de Europesche voorwerpen namelijk—in Afrika doorbrengen. Daar er op Santiago ook Zwaluwen voorkomen begreep ik evenwel spoedig het misverstand de laatstgenoemden namelijk komen er van September tot April en vliegen in gezelschap der Gierzwaluwen rond; de Zwaluwen keeren naar Europa terug, terwijl de Gierzwaluwen ginds blijven. De onnaauwkeurige waarnemer echter ziet beide vogelsoorten voor eene en dezelfde aan.
In de wetenschap heet onze hier afgebeelde vogel ook C. apus; dit „apus" beteekent „zonder pooten": blijkbaar hebben de kleine pooten dezer vogels of het weinige gebruik dat hij er van maakt aanleiding gegeven tot deze wetenschappelijke scherts. Bij andere vogels vergeleken, is de Gierzwaluw een allerzonderlingst gevormd diertje, doch in alle opzigten volkomen tot hare levenswijze uitgerust. Hare lange vleugels stellen haar in staat, uren, ja dagen achtereen te vliegen. Zij vliegt zelfs nog beter dan de Zwaluw, en over dag rust zij slechts enkele malen, en dan nog slechts weinige seconden. Zij is voor het luchtruim geschapen, gelijk de Hoenders voor den grond en de Alk voor het water. Ofschoon, wat haar uiterlijk betreft, de Zwaluwen nabijkomende, wijkt zij echter daarvan af door hare nog langere vleugels, en door het getal harer staartpennen: zij heeft er namelijk slechts tien, terwijl de Zwaluwen er twaalf hebben. Ook zijn hare pooten nog korter, maar krachtiger en meer tot hangen geschikt; de van scherpe nagels voorziene teenen zijn namelijk zijdewaarts en naar voren gerigt, zoo dat twee in het midden tot hangen, twee tot vastklemmen zijn ingerigt; de achterteen staat binnenwaarts en de buitenteen zeer buitenwaarts; daardoor is deze vogel in staat, zich zeer sterk tegen ruige muren, boomtakken en rotswanden vast te nijpen.