Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/133

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

dienst bewezen (als men het zoo noemen mag; want we hadden ons tegen de wetten der natuur verzet), daar het jong, dat in het nest was overgebleven, geen jeugdig Kersendiefje, maar een jonge Koekoek was.

Daar de Kersendief schier overal in groote tuinen en langs wandelplaatsen nestelt en volstrekt niet schuw is, valt het zelden moeijelijk, zijn nest te ontdekken, en, als men de broeijende vogels bedaard nadert en hen niet stoort of beangst maakt, kan men hen zeer goed in hun huwelijksleven gadeslaan. Zij broeijen slechts eenmaal gedurende den zomer, doch soms zeer laat in het seizoen. Ik heb sedert eenige jaren waargenomen, dat de paren, die nabij steden broeijen, dit in den regel later doen dan die, welke in afgelegen streken huisvesten, en meen dit te kunnen toeschrijven aan de bijzonderheid, dat door het uitbreiden der steden de tuinen en buitenwijken langzamerhand voor huizen moeten plaats maken, zoodat de vogels, die vroeger in die tuinen een veilig oord vonden of, zoo als de Kersendief, dadelijk met den nestbouw konden beginnen, nu eerst eene nieuwe localiteit moeten opzoeken en daardoor veel tijd verliezen.

Behalve in Nederland, broeit de Kersendief in geheel gematigd Europa, behalve in Engeland, waar hij slechts nu en dan verschijnt. In het zuidelijk en oostelijk gedeelte van ons werelddeel wordt hij door de verwante Hyp. (Froedula) polyglotte, Hyp. elaica en Hyp. olivetorum vervangen. Des winters vertoeft hij in Noord-Afrika en wordt ook aan de Kaap de Goede Hoop gevonden, van waar hij om te broeijen naar het warmere, meer noordelijk gelegen binnenland trekt; deze vogels trekken dus in het Zuiden in eene rigting, tegenovergesteld aan die, waarin de hier te lande broeijende vogelsoorten henentrekken. Het is overigens een algemeen aangenomen feit, dat de in Zuid-Afrika levende vogelsoorten, welke tevens tot de Europesche fauna behooren, daar standvogels zijn en niet uit Europa zoo ver zuidwaarts zijn heengetrokken.

Er bestaat bij den Kersendief slechts een zeer gering uiterlijk verschil tusschen de seksen, dit namelijk, dat bij de mannetjes het gele der onderdeelen iets fraaijer van tint is. Ook de jongen verschillen weinig of niet van hunne ouders; alleen hebben zij de bovendeelen grijzer en de onderdeelen meer naar het licht okergele trekkende.

Behalve door zijn krachtig en afwisselend stemgeluid, onderscheidt de Kersendief zich van de in kleur verwante Bosch-, Zomer- en Lentezangers door zijn breeden, zwaren snavel, die van binnen helder oranje is, door zijne grijze pooten en ook