Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/183

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Vermits de Duinpiepers tot de insecten etende vogels behooren, geve men hun nu en dan een meelworm of sprinkhaan; broodkruimels met gekneusd hennepzaad en geschrapte wortelen zijn echter voor hun hoofdspijs reeds voldoende. In het begin hunner gevangenschap zijn zij zeer schuw en vreesachtig, en schrikken voor al wat hun nieuw of vreemd toeschijnt; weldra echter leeren zij de hen omringende personen kennen, en worden dan even mak als de Boom- of Graspieper.