Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/269

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

HET GOUDBORSTJE.

PYTELIA SUBFLAVA.


Het Goudborstje, ook Goud- en Auroravogeltje genaamd, heeft, wat de algemeene vormen betreft, veel overeenkomst met de Bengali's of Astrilden; zijn snavel is echter langer en zijn staart korter. Er zijn van de tot deze groep behoorende soorten een half dozijn bekend, allen in Afrika te huis behoorende, en waarvan de hier beschrevene de meest algemeen bekende is; terwijl men toch de overige soorten hier zelden anders aantreft, dan onder de in musea en collectiën opgezette vogels, wordt de hier afgebeelde menigvuldig en gepaard in kooijen gehouden.

De hierbijgaande afbeelding stelt het mannetje en het wijfje op natuurlijke grootte voor. Zeer jonge voorwerpen zijn, voor zooverre bekend is, nimmer gezien, althans niet beschreven. Onder eene bezending, welke ik eenigen tijd geleden in eene volière bij een vogelhandelaar aantrof, waren twee voorwerpen, die de geheele onderdeelen bruin gevlekt hadden; dit moeten jonge mannetjes geweest zijn; althans na den ruitijd waren zij aan de overigen gelijk, zoodat ik ze niet meer van hunne soortgenooten kon onderscheiden.

De Goudborstjes leven bij troepen van hunne eigen soort, of met andere vogels vereenigd; bij voorkeur toeven zij op grasvelden, bouwgronden en met heesters en laag hout begroeide vlakten. In Oost-Afrika komen zij in de hooggelegen valleijen voor, terwijl zij in Senegal meestal nabij moerassen en vooral langs de beekjes of waterplassen gezien worden. In de laatstgenoemde landstreek worden vele dezer vogeltjes, te gelijk met andere Grasvinken, nabij de stad St. Louis, door Fransche soldaten gevangen. Ook komt daar een vogelhandelaar uit Bordeaux jaarlijks een bezoek brengen, die de reeds voor hem door spahis gevangen vogeltjes opkoopt, en dikwijls met duizenden kleine en groote vogels, apen, gazellen enz. terugkeert.