Pagina:Keulemans Onze vogels 3 (1876).djvu/53

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
 

DE RINGPARKIET.

PALAEORNIS TORQUATUS.


De hier afgebeelde fraaije vogel, mede tot het geslacht der Papegaaijen behoorende, bewoont Indië en het Noorden van Afrika, waar hij gezellig en met andere vogels bij troepen rondvliegt. Volgens sommigen zou de in Afrika levende Ringparkiet eenigermate van zijn in Indië wonenden soortgenoot verschillen, namelijk, door zijne geringere grootte en door de gelere tint zijner onderdeelen. Er komen echter ook in de verschillende gewesten van Indië geringe kleurverscheidenheden en zelfs geheel kanariegele variëteiten van dezen vogel voor.

In Bengalen noemt men hem Tiga, in Nepaul Tenthia-Saja, in Massore Lybar. De Anglo-Indianen kennen hem als Collored Parrakiet en de Shikaries als Keerah.

De Ringparkieten zijn zeer menigvuldig in geheel Indië, van het Himalayagebergte tot het Zuiden van Ceylon, waar zij bebouwde gronden, vooral tuinen en plantages, bewonen. Zij staan daar, en waarlijk niet ten onregte, als bijzonder schadelijke vogels te boek: immers hebben zij de gewoonte, geheele maïshalmen weg te slepen, om ze later op veiliger plaatsen op te eten, zoodat, ofschoon hunne tegenwoordigheid op de maïsvelden slechts gedurende korte oogenblikken wordt opgemerkt, zij niettemin in die weinige minuten voor een geheelen dag voedsel stelen.

Er bestaat bij deze vogels geen uiterlijk verschil tusschen de seksen; bij de jongen in hun nestkleed en bij sommige wijfjes ontbreekt de zwarte nekband nagenoeg geheel; hunne kleuren zijn fletser en hun iris grijsachtig, in plaats van licht oranje of rosé. Zij nestelen in boomholten of in gaten en scheuren van oude huizen of pagodes, soms zelfs in het ornamentwerk van graftomben. Hun broeitijd duurt van Januarij tot Maart, en elk broeisel bevat een vier- of vijftal witte eijeren.