meen zijn de Raven in het Noorden van ons werelddeel steeds zwaarder, sterker, en grover van stem, dan die uit het Zuiden. In het koudere Noord-Amerika komen Raven voor, nog grooter dan de Europesche, doch overigens in alle opzigten aan de laatstgenoemden gelijk, zoodat zij meer als een grooter ras, dan wel als eene bijzondere soort, kunnen beschouwd worden. Voorts is de Raaf over een groot gedeelte van Azië, namelijk tot Japan, verspreid. In sommige streken vliegen zij na en vóór den broeitijd bij vlugten van honderden, doch meestal vindt men ze gepaard of bij kleine troepjes van 5 à 7 stuks. Nabij steden zijn zij gewoonlijk zeldzaam, en het schijnt dat van alle Kraaijen (namelijk de tot het geslacht Corvus behoorende vogels) de Raaf in den natuurstaat het minst met den mensch te doen wil hebben; vandaar dat men haar steeds in eenzame streken aantreft, zoo als in de bosschen der bergen, langs rotsen, en in de doodsche vlakten van het Noorden.
In hare bewegingen heeft de Raaf iets zwaars en ongemakkelijks, als ware het gewigt van haar ligchaam haar steeds te veel; althans onder het vliegen laat zij zich telkens plotselings neervallen, en onder het loopen waggelt zij als eene Gans. Niettemin is zij een der sterkste en gehardste vogels der schepping, en kan dan ook zeer oud worden; men zegt althans, dat Raven een leeftijd van 150 jaar en meer kunnen bereiken, en mij is inderdaad eene Raaf bekend, die reeds in 1802 gevangen was en nu nog in eene bierbrouwerij op de plaats rondloopt; hoe oud zij was toen men haar daar voor het eerst in huis nam, is natuurlijk thans niet meer na te gaan; doch zooveel is in elk geval zeker, dat zij nu minstens 72 jaren achter den rug heeft, en toch nog altoos vlug en gezond is gebleven.
Bij hare gevleugelde natuurgenooten staat de Raaf alles behalve gunstig te boek: alle vogels haten haar, en zelfs de Kraaijen kunnen haar niet dulden; waar dan ook deze beide zoo naauw verwante vogels elkaêr ontmoeten, daar vallen steeds hevige gevechten voor, en, waar zij bij troepen leven, daar wordt de strijd spoedig algemeen en duurt, onder een oorverdoovend geraas, zoo lang, tot eene der oorlogvoerende partijen het veld heeft geruimd.
Maar ook de landlieden, die door Raven bezocht worden, hebben allezins reden om zich over haar gedrag te beklagen; hun blijkt maar al te zeer, dat het spreekwoord: „stelen als de Raven" wel degelijk een waar woord is. De Raaf toch steelt, even behendig als de vos, is steeds op den uitkijk, en houdt daarbij, boven alles, hare eigen veiligheid in 't oog. Jonge lammeren vermoordt zij onver-