Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/147

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

107

eilanden) een grooten, zwarten aap, dien hij stellig voor dien baviaan aanzag; het gedoode dier was echter onmogelijk in de wildernis te vinden. Het hertzwijn schijnt ook op de Oostkust van Sumatra voor te komen, te oordeelen naar de verzekering van een Europeeschen jager en een schedel, op de Oostkust in Volz' bezit geraakt.

Op Sumatra komt ook eene antilope voor, de berggeit-antilope of kambing hoetan; volgens Snouck Hurgronje (Gajō-land, bl. 57) heet dit dier in de Gajō-landen „noang". Het leeft op bergen en hoogvlakten en is schuw en nijdig van aard.

Een ander pas ontdekt dier is de gaviaal of langsnuitzoetwaterkrokodil, in Serdang gevonden, terwijl men meende dat hij alleen op Borneo voorkwam.


Apen.

Het is nog niet lang geleden, dat het bestaan van de mawas op Sumatra bekend is geworden. Hij komt in twee variëteiten voor; de gewone mawas is roestkleurig en het mannetje is gekenmerkt door een snor en bakkebaarden; bij de chocolade-kleurige mawas koeda krijgt het oude mannetje buitengewoon groote wangkwabben er dergelijke kwabben aan keel en borst. De mawas koeda is ook sterker, logger en woester. Beide soorten komen op Noord-Sumatra voor, zoowel in de oerwouden der laagvlakte als hoog in het gebergte. Hun gewone manier van gaan is op de achterpooten, de voorpooten op de wijze van krukken als steun gebruikend. Zij kunnen echter ook wel alleen op de achterpooten loopen en balanceeren dan met de voorpooten omhoog gestrekt.

Ook de staartlooze siamang, een gibbonsoort, kan zich op dezelfde wijze bewegen, doch hij balanceert met zijwaarts gestrekte armen. Van deze siamang's zijn drie soorten op Sumatra bekend. Zij zijn de groote schreeuwers van het bosch; de groote keelzakken versterken het geluid, dat men wel een uur ver kan hooren. De siamang's leven streng monogaam, maar niet bij troepen. Wel ziet men meermalen eenige gezinnen bij elkaar.

Talrijk zijn de apensoorten op Sumatra; wij noemen nog de makako-soorten (Mal. kera) of meerkatten; de zwijnsaap (Mal. beroek), dien men africht voor het plukken van klappernoten; verschillende