Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/150

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

110

dieren te noemen, welke voor dit eiland van beteekenis zijn. Zoo noemen wij onder de herkauwers de verschillende soorten van dwergherten (Mal. pelandoek, kantjil). Deze fraaie, tengere diertjes spelen in de litteratuur van vele Inlandsche volken een groote rol om hun slimheid, gelijk Reinaert de Vos in onze Middeleeuwsche letterkunde.

De vischotter (Mal. barang) en de leguaan (Mal. biawak) leven in holen aan de rivieroevers. De leguanenhuiden hebben handelswaarde. Onder de insecteneters noemen wij eenige soorten van spitsmuizen en de toepai, welke laatste op boomen leeft en in uiterlijk en levenswijze veel van den gewonen Indischen eekhoorn of klapperrat weg heeft en er dan ook gewoonlijk mee wordt verward.

Knaagdieren zijn in het Indische faunarijk niet talrijk; behalve de eekhoorns, ratten en muizen behoort hiertoe het stekelvarken (Mal. landak), met zijn fraaie, lange en scherpe pennen op den rug, en de vliegende maki, die een huidplooi heeft, welke hij als valscherm kan gebruiken.

Van de tandarme dieren komt op Sumatra voor het schubdier (Mal. tenggiling).

De schildpadden en hagedissen zijn talrijk. De vliegende draak (Mal. tjĕtjak tĕrbang) is een heel teer hagedisje met een valscherm, dat het in staat stelt zeer wijde sprongen te maken.

Onder de vogels zijn merkwaardig: de wevervogels (Mal. tĕmpoea), die zeer groote, kunstige nesten weven, waarvan er soms twintig aan één boom hangen; de neushoornvogels (Mal. boeroeng anggang); de argusfasant (Mal. koeau) de dwergpauw (Mal. mĕrak) eenige soorten van patrijzen (Mal. kepoejoek), als vechtvogels tot spel gebruikt; vele soorten van duiven, waaronder de balam als vechtduif en de ketitiran als amulet (djimat) gehouden worden. De laatste vogel is „bertoeah", met bovennatuurlijke macht begaafd, en vooral bij de Minangkabauers geliefd en vertroeteld.

Vele uilen en valkensoorten verrichten nuttig werk, maar zijn ook wel eens schadelijk door zich jonge kuikens of kleine huisdieren tot prooi te kiezen.

In sommige waterrijke streken worden meer eenden dan kippen gehouden; als voedingsmiddel voor de Inlanders zijn op Midden-Sumatra de eenden met hun eieren belangrijker dan de laatste.