Naar inhoud springen

Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/21

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
 

II. DE KUSTSTREKEN.



§ 3. Kustontwikkeling van Sumatra.

Men pleegt wel eens het aantal lengte-eenheden der kustlengte van een land te deelen op het aantal vierkante eenheden der oppervlakte. Hoe grooter het dan ontstaande quotient is, hoe geringer de kustontwikkeling. Sumatra heeft op elke 100 K.M2 oppervlakte nog geen K.M. kust. Dit cijfer is ongunstig. Voor Borneo is het nog ongunstiger, maar hier vormen over het algemeen de rivieren betere toegangswegen tot het hart des lands. Voor het smalle Java, het skeletachtige Celebes, is de verhouding heel wat gunstiger, maar hier tellen de rivieren bijna niet mee als toegangswegen tot het land. De beteekenis der rivieren van Sumatra wordt evenwel verkleind door het ontbreken van binnenlandsche verbindingen tusschen de rivieren onderling en door de banken vóór de mondingen.

De kustontwikkeling is één der factoren, die de mogelijkheid van ontwikkeling van een land bepalen. De ongunst van dezen factor laat zich op Sumatra zeer goed bemerken. Er zijn heel wat streken aan te wijzen, waar de afvoer der producten te kostbaar is en te lang duurt, waar de toevoer van menschen, van materialen te veel bezwaren ondervindt om economische ontwikkeling mogelijk te maken. Dus heeft Sumatra veel meer spoorwegen noodig.

 

§ 4. Landschapsbeeld der Oostkust.

Aan de Oostzijde helt het land zoo langzaam zeewaarts, dat van zeer breede strooken moeielijk kan worden gezegd of zij tot het land dan wel tot de zee behooren. Toch zijn hier geen kale wadden, geen slikken of schorren, zooals wij die in dergelijke vage terreinen in Nederland kennen. Daarvoor zorgt de weelderige tropische plantengroei.

Een onbegaanbare modderbodem, meters diep en uren breed, sluit