Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/223

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

175

op ult. 1913 464 lagere scholen met 25 000 leerlingen en 700 onderwijzers.

In de randgebieden verricht men pioniersarbeid: aanraking zoeken met de bevolking en vooral scholen oprichten; naar de zijde van Angkola, Padang Lawas, de Oostkust, Sibolga, Batang Taroe en Baroes bestaat concurrentie met den Islam. De Mohammedanen aldaar, hoewel niet vijandig gestemd, zetten zich schrap ter handhaving van het eigen geloof.

In het centrale Batakland is de kerstening vrij ver gevorderd. Evenwel is hier nog ontzaglijk veel te doen om adat en volkszeden te wijzigen en in overeenstemming te brengen met leer en practijk van het Christendom.

De drukkerij te Lagoeboti levert schoolboeken en andere gedrukten voor 'de zending. Aan het zendingshospitaal te Pea Radja worden ook Bataksche vroedvrouwen opgeleid. In totaal zijn nu in Tapanoeli 8 ziekenhuizen, hulpziekenhuizen en leprozerieën door het Gouvernement gesubsidieerd.

Het zendingsgebied is organiek in 5 kringen verdeeld, elk onder een voorzitter; elke kring houdt hare vergaderingen, terwijl elk jaar eene algemeene vergadering wordt gehouden te Si Poholon. De kringen zijn: 1. Angkola, 2. Si Lindoeng, 3. de Steppe, 4. Toba en Oeloean, 5. Si Baloengoen en Pak-Pak.

In Tapanoeli waren op ult. 1913 59 standplaatsen van zendelingen, 540 gemeenten en bijgemeenten, bestaande uit 37 669 mannen, 42 412 vrouwen en 83 364 kinderen, totaal 163 445. Lidmaten: 35 520 m., 39 866 vr., totaal 75 386, (zoodat zoo wat alle nietlidmaten tot de kinderen behooren). In 1913 werden gedoopt 7500 volwassenen en 12 181 kinderen.

Op Sumatra's Oostkust waren 8 standplaatsen met 78 gemeenten en bijgemeenten, bestaande uit 1016 m., 930 vr. en 1543 kinderen-, totaal 3489. In 1913 gedoopt 221 volwassenen en 337 kinderen.

Op Sumatra's Westkust (de eilanden) 6 standplaatsen met 9 gemeenten en bijgemeenten, tellend 217 m., 185 vr. en 283 kinderen, totaal 685. In 1913 gedoopt 51 volwassenen en 25 kinderen.

In de Tobalanden, waar een talrijk en stabiel corps zendelingen staat naast eene kleine en steeds wisselende groep bestuursambte-