Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/248

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

200

eeuw" der Maleische letterkunde duurde tot 1511, toen Malaka werd veroverd door de Portugeezen, doch ook later zijn verdienstelijke werken van Maleiere versohenen.

Toen in 1705 Malaka door do Engelschen aan de Nederlanders word ontnomen en Raffles kort daarna Singapoera stichtte, nam de studie dor Maleische taal- en letterkunde eene nieuwe vlucht, het meest door den arbeid van Abdoellah den taalleeraar, schrijver van Raffles, on taalonderwijzer van dozen on andere Europeanen.

Ook Palembang en Riau zijn centra van beoefening der Malenche letteren geweest.

Het laatste Maleische gedicht van litteraire beteekenis is de Sjair Soelthan Abdoel Moeloek, in 1846 vervaardigd door Çalihat, eene zuster van don onderkoning van Riau, Radja Ali lladji, en door den laatsten verbeterd.

De inhoud der Inlandsche litteraturen bevat weinig oorspronkelijks; meestal is de behandelde stof gemeengoed van een groot beschavingsgebied, vooral stof uit Voor-Indië, die op min of meer zelfstandige wijze is verwerkt. Historische werken zijn uit den aard der zaak meer oorspronkelijk.

Ook het Atjehsch, het Bataksch, het Minangkabausch en het Lampoengsch bezitten eene geschreven litteratuur van bescheiden omvang. In de Atjehsche letterkunde bekleedt het epos een groote plaats.

Het Maleisch kent epische of romantische poëzie (sjaïr's) en episch proza (hikajat's); verder werken van genealogisch-historischen en zedekundig-godsdienstigen aard, benevens verzamelingen van wetten en verhandelingen over Mohammedaansch recht.

Lyrische poëzie komt eigenlijk niet voor, behalve in de „pantoens", waarin zich het best de volksziel uitspreekt.

De pantoens zijn, hoewel elders niet onbekend, bij uitstek Sumatraansch. Het zijn vierregelige versjes (bij uitzondering vijfregelig); regel 3 rijmt op regel 1, regel 4 op regel 2. De beide eerste regels bevatten beelden of gezegden uit de omgeving, soms woorden zonder zin. Ze staan meestal niet in verband met wat men eigenlijk wil zeggen; dat hindert ook niet, ze dienen slechts om rijm en rhythme aan te geven, als inleiding om den geest op te wekken. De laatste twee regels bevatten de gedachte, meestal van erotischen of