Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/279

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

225

ter aannemen, maar toch de behoefte aan geneeskundige hulp aantoonen.


Opium-gebruik.

In de landen van Zuidoost-Azië is het mindere of meerdere opium-gebruik een belangrijke factor voor de volkskracht, zij het ook, dat de nadeelen van opium-misbruik verre blijven beneden die van het misbruik van sterken drank in het Westen.

De Gouvernementsopium-regie is nu over geheel Sumatra ingevoerd; het laatst op Sumatra's Oostkust (1 April 1912) en in Atjeh (1 April 1913)[1].

Welnu, nergens is op Sumatra onder de Inlandsche bevolking het opium-gebruik eigenlijk van beteekenis, behalve in Atjeh en in mindere mate op de Oostkust. Uit de verkoopcijfers van de regie blijkt niet, hoeveel opium aan Inlanders en hoeveel aan Chineezen verkocht is. Nu zijn juist de Chineesche koelis van de Oostkust, van Bangka, Riau enz. geweldige opium-verbruikers.

De regie verkocht in 1913 in geheel Ned. Indië voor 35 millioen Gld. aan opium, dus per hoofd der bevolking voor zoowat ƒ 0.75. Op Java en Hadoera was de verkoop ruim 19 millioen Gld. (dus voor ± ƒ 0.53 per hoofd); op de Buitenbezittingen bijna 16 millioen (dus voor ± ƒ 1.30 per hoofd). Sumatra's Oostkust met zijn 125 000 Chineezen verbruikte voor ƒ 6.823.794 opium en in 1914 voor f 6.968.688; stellig voor het grootste deel door Chineezen genomen. Sterk is het opium-gebruik op Bangka, waar 49 000 Chineezen voor ƒ 1.200.000 verbruikten en in Riau, waar een deel der Inl. bevolking en 23 000 Chineezen consumeerden voor ƒ 1.424.066. Om nu nog eenigen kijk te krijgen op het verbruik der Inlanders zelve, noteeren we, dat de sterkste schuivers, de Balineezen, voor ongeveer ƒ 4.— per hoofd en per jaar verbruiken; de Atjehers voor nog geen ƒ 2.—; op Java is dit cijfer gem. ƒ 0.53; in de resi-


  1. Een overzicht van de voor verschillende deelen van Sumatra vastgestelde regelingen (vrij gebruik, verboden kringen, beperkte en afloopeude licentie's) is te vinden in: De Buitenbezittingen 1904—1914, Afl. X, Dl. I der Mededeelingen van het Bureau voor de bestuurszaken der Buitenbezit-tingen, bl. 152 v. v. en Bijl. XXIX.