III. HET BINNENLAND.
§ 6. Karakter van Sumatra's bergland.
Van de groote Soenda-eilanden heeft Sumatra de meest grootsche gebergten en het meest woeste, imposante natuurschoon.
De sterke en machtige geleding van het bergland eenerzijds, de eindelooze moerassen en de onderling niet verbonden rivieren, loodrecht op de lengteas van het eiland anderzijds, eischen voor Sumatra veel energie, techniek, moed en geld, om het tot ontwikkeling zijner rijke hulpbronnen te brengen. Hoeveel gemakkelijker maakte de natuur ons deze taak op Java! Daar kon van Anjar tot Banjoewangi de spoorlijn worden gelegd, zesmaal de hoofdwaterscheiding des eilands overschrijdend, op hoogten van minstens 100 en hoogstens 800 Meter boven het zeevlak, en telkenmale eenvoudig door eene adhaesiebaan, met behulp van eenige korte tunnels.
En op Sumatra moest men bij den spoorweg op de Westkust reeds op 25 K.M. afstand van de zee, bij Kajoe Tanam, een tandradbaan aanleggen, die, nogmaals 25 K.M. verder in de richting Fort de Koek, op 1154 M. hoogte, de hoofdwaterscheiding moeizaam overwint.
Daendels' kunststuk op Java, de postweg Buitenzorg-Tjiandjoer over de Mëgamendoeng, is op Sumatra nu al meermalen herhaald en overtroffen.
De vereenvoudigingszucht van de menschen doet hen spreken van een één- of twee-rijig ketengebergte, de Goenoeng Barisan, door heel Sumatra strekkend, met de vulkanen daarin, daartusschen of daarbezijden, langs vulkanische spleten.
Zóó eenvoudig zit het geraamte van Sumatra echter niet in elkaar. Wie van eene hooge bergkruin of een vulkaantop ergens in Sumatra kan rondzien, ontwaart een wirwar van ketens, waarin nau-