Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/322

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

260

Engeland en Duitschland opgeleiden, en In de Straits ervaren landbouwkundige, en onder de belangstellende controle af en toe van den heer Davis, vertegenwoordiger der General Rubber Co, in 3½ jaar 88000 acres met rubber zijn beplant, en dat op de meest zorgvuldige wijze en volgens de nieuwste methodes". De boomstronken worden met de „steam puller" uit den grond gerukt en verbrand; de bodem wordt zorgvuldig rein gehouden ter voorkoming van wortelrot en bevordering van een snellen groei.

Voor toppen en draineeren wordt gezorgd; 240 K.M. weg is aangelegd, tegen afspoeling der hellingen wordt gewaakt; gezonde woningen voor administrateurs, assistenten en koeli's zijn gebouwd; een model-hospitaal mei centraal gebouw en 13 zalen in 7 gebouwen voor 660 zieken is opgericht; een Europeesch hospitaal is in aanbouw.

Weldra zullen 50 000 acres (ruim 20 000 H.A.) beplant zijn met 6 millioen boomen, produceerend 18 millioen halve kilo's rubber—genoeg voor 2 of 3 fabrieken der Amerikaansche maatschappij, die er ruim 20 beheert.

De staf der maatschappij bestaat uit 83 Europeanen; er zijn 10 à 11 duizend vaste werklieden. In 1914 is men voor het eerst begonnen met in het klein te tappen en bedroeg de productie al meer dan 1 millioen Eng. pond droge rubber.

De zetel der H.A.P.M. is Kisaran, op 25 K.M. west van Tandjoeng Balai.


Algemeen overzicht der rubbercultuur op Sumatra.

In welke mate buitenlandsch kapitaal betrokken is bij de Nederlandsen-Indische kaoetsjoekcultuur blijkt uit het volgende staatje, ontleend aan het werk: „Rubber-companies in the Netherlands East Indies" van A.G. Swart, 1914.