Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/343

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

275

Sumatra petroleum voor: op de Noordkust van Atjeh, op Sumatra's Westkust, op Nias, in Bengkoelen, Indragiri en Djambi.

Tot de groote vlucht, die de petroleum-winning in Ned. Indië nam, hebben twee omstandigheden krachtig medegewerkt: de sterke concentratie en centralisatie van het bedrijf en de waarde, die de vroeger onverkoopbare licht ontvlambare oliesoorten kregen (benzine, autoline), door de toepassing van benzine-motoren op auto's, vaartuigen, motorfietsen, vliegmachines enz. En juist de Sumatraaardolie bevat zeer veel benzine. Met de olie komen uit de bronnen gewoonlijk aardgassen mee; uit deze gassen wordt in Atjeh en Langkat veel lichte benzine bereid. In 1901 werd de eerste benzine in tankschepen naar Europa vervoerd. De Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van petroleumbronnen in Nederlandsch Indië bezit aan den Nieuwen Waterweg bij Rotterdam een terrein met raffinaderij voor de verdere splitsing van dit product.

Bij de destillatie van de ruwe olie verkrijgt men een aantal verschillende producten, waarvan voor Sumatra van belang zijn: benzine, kerosine of lichtolie, Dieselolie voor Dieselmotoren, paraffine en smeeroliën. Nadat de benzine en de kerosine afgedestilleerd zijn, blijft in de ketels residu (vloeibare brandstof, liquid fuel) over; ook kan de ruwe aardolie zelve dikwijls als brandstof dienen. Het residu wordt in de raffinaderijen zelve en op vele Indische stoomschepen als brandstof gebruikt; een deel wordt ook wel in tankschepen uitgevoerd.

Kaarsen worden op Sumatra niet meer bereid uit den afval van de olie. De kaarsenfabriek te Pangkalan Brandan is in 1913 stopgezet; de fabricage der kaarsen geschiedt nu alleen te Balik Papan op het groote Borneosche olieterrein.


Ontwikkeling en concentratie van het bedrijf.

In 1890 werd opgericht de Koninklijke Maatschappij tot Exploitatie van petroleumbronnen in Nederlandsch Indië, met een kapitaal van ƒ 1 300 000. Zij nam het bedrijf over van de in 1883 door den Sultan van Langkat uitgegeven concessie Telaga Said en richtte te Pangkalan Brandan aan de Babalan-rivier, 12 K.M. van de concessie gelegen, eene raffinaderij op, die in 1892 in bedrijf kwam.