Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/391

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

315

De gouden eeuw van het Atjehsche rijk valt ongeveer samen met die van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Onder den vermaalden Sultan Iskandar Moeda (1007—1030) stond Atjeh op het toppunt van zijn macht. Niet alleen was' de Sultan oppermachtig, op de Westkust tot Indrapoera en op de Noord- en Oostkust tot Deli, doch ook op verschillende punten van het schiereiland Malaka heerschte de havenkoning van Atjeh.

De pro-Hollandsche politiek van Sultan Iskandar Moeda duurde tot 1616; in dat jaar maakte hij den Hollanders het handeldrijven op de Westkust onmogelijk, zoodat de factory Zeeland werd opgeheven. Na zijn dood werd de goede verstandhouding weer hersteld. De nieuwe Sultan Iskandar Tsani verleende den Hollanders zelfs krachtdadige hulp bij het ontweldigen van Malaka aan de handen der Portugeezen in 1641.

Na den dood van Iskandar Tsani begon de macht van het Atjehsche rijk snel te tanen. Eerst regeerde zijne weduwe en daarna nog drie andere vrouwelijke Sultans over Atjeh. Talrijke burgeroorlogen woedden en de meeste vazallen werden, zoo al niet in naam, dan toch metterdaad, onafhankelijk.

Dit tijdperk van onrust was voor de Compagnie niet gunstig. De uitvoeren van peper verminderden; nergens was met eenige zekerheid op de houding der machthebbenden op de kustplaatsen te vertrouwen. In 1050 werd de Hollandsche bezetting te Pērak, een der vazalstaatjes van Atjeh op het schiereiland Malaka, vermoord; Atjeh werd geblokkeerd en in 1059 gedwongen een verdrag te sluiten met de Compagnie, waarbij aan deze de helft van het in Pērak gedolven tin en een handelsmonopolie voor Atjeh werd toegestaan.

Kort daarna werd de verhouding weer slechter; er brak weer oorlog uit; de Atjehers werden uit Tikoe verdreven en de Nederlanders vestigden kantoren te Padang, Tjingko, Tikoe, Pariaman en Baroes, welke plaatsen nog naambezit van Atjeh waren.

In 1004 blokkeerde Jacob Cau Atjeh en dwong den Sultan tot het sluiten van een nieuw contract. Na dien tijd had de Compagnie buiten de grenzen van het tegenwoordige Atjeh geen rekening meer te houden met dit eens zoo machtige rijk.