Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/393

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

317

reiniteit erkende, de heffing van in- en uitvoerrechten toestond en in de invoering van het zoutmonopolie bewilligde, een en ander tegen een jaargeld van ƒ8000.—. Weer werd eene sterkte gebouwd te Moeara Kompēh.

In 1855 wilde de nieuw optredende Sultan Taha het contract niet vernieuwen en na lang dralen zond de Regeering in 1858 eene tweede expeditie naar Djambi; de kraton werd genomen, Taha vluchtte naar het binnenland; diens oom Ahmad Nasr'oeddin werd aangesteld tot Sultan met een Nederlandsen ambtenaar als politiek agent naast zich.

Nu volgde in Djambi een halve eeuw van verwarring en onrust; het verhaal daarvan is eene droeve illustratie van de ellende, die de in dat tijdvak gevolgde onthoudingspolitiek in de Buitenbezittingen meebracht. Ter hoofdplaats speelden de door ons erkende Sultans een dikwijls zeer verdachte rol; in 1885 en 1895 hadden te Djambi zelfs moordaanslagen op Europeanen plaats.

In het binnenland heerschte Taha als tegen-Sultan; hij bedreigde o.a. zoodanig de leden van de Sumatra-expeditie, in 1877–'78 uitgezonden onder Van Hasselt en Veth, dat deze uit Djambi moesten vluchten.

In 1888 werd door den loop der omstandigheden een broeder van Taha Sultan en een zoon van dezen kroonprins, doch de rust keerde niet terug, voordat in 1905 het Sultanaat werd opgeheven en de Sultan werd verbannen. Thans kan het land, in 1906 met Koerintji vereenigd en tot eene zelfstandige residentie verheven, zich in vrede ontwikkelen.

Lampoengs.

In de halve eeuw, die voorafging aan het Djambische tijdvak van onrust, was het in de Lampoengsohe districten al niet veel beter gesteld. Nadat in 1808 de Bantensche heerschappij hier was geëindigd, bemoeide de Regeering zich zoo goed als niet met dit gewest. Het kreeg zekere beruchtheid als toevluchtsoord voor misdadigers en politieke vluchtelingen.

Van 1825 tot 1856 heerschten er af en toe woelingen, verwekt door de familie Raden Intan, hoofd van de marga Negara Ratoe. Tegen Raden Intan den oude trad de Regeering op in 1825; diens