Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/398

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

322

de Nederlanders was niet minder buitengewoon. Hij, en vele andere Engelsche ambtenaren met hem, vonden dat de Engelschen veel te veel hadden teruggegeven, en waren er op uit te reageeren op de bepalingen der conventie van Londen. Waren zijn chef, de Gouverneur-generaal Hastings van Britsch-Indië, en de Engelsche Regeering even Imperialistisch gezind geweest als Raffles, dan zou Nederland stellig thans niet geheel Sumatra bezitten.


Annexatie van Palembang.

Raffles kon beginnen met Palembang. De regeeringscommissaris Herman Muntinghe had daar in 1818 het Nederlandsche gezag overgenomen on den Sultan Nadjmoeddin gedwongen zijn rechten op de binnenlanden aan Nederland af te staan. Raffles zond nu van uit Bengkoelen een gezantschap naar Nadjmoeddin en haalde dezen over zi'h onder Engelsche bescherming te plaatsen en eene Engelsche bezetting te ontvangen. Mnntinghe antwoordde daarop door Nadjmoeddin te onttronen en den in 1811 afgezetten moordenaar Badroeddin weer Sultan te maken.

Deze maakte van zijn herkregen macht in Juni van dat jaar gebruik om ten tweeden male ons fort aan te vallen en de Nederlanders te dwingen dit te ontruimen.

Eene tegen Palembang uitgezonden expeditie onder den viceadmiraal Wolterbeek mislukte (1819). Bij eene tweede expeditie in 1821 onder De Koek werd Palembang veroverd. Badroeddin werd naar Ternate verbannen, een zoon van Nadjmoeddin als leenvorst aangesteld en aan Nadjmoeddin zelve werd vergund met den blooten titel van Soesoehoenan in de buurt van Palembang te blijven wonen. Vader en zoon Nadjmoeddin toonden spoedig hunne onbetrouwbaarheid. Ook was de binnenlandsche bevolking onder de Sultansfamilie weer zoodanig aan afpersingen blootgesteld, dat de Regeeringscommissaris Van Sevenhoven in 1823 den Sultan dwong tot een contract, waarbij deze een vast inkomen kreeg en bestuur en rechtspleging grootendeels aan het Gouvernement moest overlaten.

Reeds in het volgende jaar werd dit contract weder geschonden. Nadjmoeddin en zijn zoon deden verraderlijke aanslagen; de eerste werd te Batavia geïnterneerd; de zoon viel in den nacht van 23 op 24 November onze troepen aan, doch werd afgeslagen. Hij