Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/403

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

327

Op het laatst veranderde de oorlog eenigszins van karakter en hadden wij soms ook de adatpartij tegen ons, strijdende voor de onafhankelijkheid des lands.

In onze worsteling tegen de Padri's vallen de volgende perioden te onderscheiden:

1821—1824. Offensief, vooral onder den Luitenant-Kolonel Raaff. De onzen sluiten eene overeenkomst met de Padri's van Bondjol, waar de hervormingspartij onder Toeangkoe Imam van Bondjol een krachtig centrum heeft. Deze overeenkomst wordt spoedig verbroken en de strijd begint opnieuw.

Raaff sterft op 17 April 1824 ten gevolge van oververmoeidheid te Padang; hij werd aan het strand begraven en op het graf is een gedenknaald opgericht[1].

1825—1830. Tijdperk van onthouding gedurende den Java-oorlog.

1830—1832. Hernieuwde actie; de Padri's worden onderworpen.

1833—1837. Mede door ontevredenheid over ons bestuur ontstaat opnieuw verzet, waarbij ook een deel der adatpartij zich aansluit. Bondjol wordt door de Padri's overvallen, vermeesterd en versterkt; Agam en de L. Kota geraken in vollen opstand; het fort Amerongen (Raŏ) valt in handen der Padri's. Riesz dempt den opstand en ten slotte wordt in 1837 Bondjol onder Cochius en Michiels heroverd. In 1838 wordt den Padri's bij Daloe-Daloe de laatste slag toegebracht, waardoor ook in Mandailing hun macht is geëindigd. De herinnering aan dezen Padri-oorlog is nog levendig onder de Bovenlandsche bevolking en een enkele maal heeft het Padri-bloed nog wel eens gesproken. Niettemin heeft men de kleine garnizoenen in de Padangsche Bovenlanden en in Mandailing geleidelijk kunnen opheffen.

In 1838 werd de verplichte Gouvernements-koffiecultuur ingevoerd tegen vrijstelling van directe belasting; in 1908 werd die cultuur afgeschaft en door eene belasting vervangen. De invoering dezer belasting gaf aanleiding tot ernstige onlusten.

Een hevig plaatselijk oproer had in Februari 1841 plaats in


  1. In November 1913 werd het stoffelijk overschot van den held overgebracht naar het Plein van Rome te Padang: een nieuwe naald op deze plek wijst de laatste rustplaats aan.