Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/414

Uit Wikisource
Deze pagina is niet proefgelezen

336

die hem gesteund hadden, door een rijksdaalder uitvoerrecht te heffen per pikoel peper.

Na een viertal jaren bleek reeds, dat het stelsel van algeheele onthouding niet was vol te houden. Kleine tochten buiten de postenlinie moesten nu en dan worden gehouden.

Men korten tijd kon men hopen, dat oneenigheid onder de vijanden ons ren goede zou komen. In de Keumala-partij ondstond in 1888 eene scheuring als gevolg van de hand over hand toenemende aanmatigingen van de godsdienstdrijvers, die hunne macht in den oorlog nog meer dan vroeger wisten uit te breiden ten koste van die der Legitieme hoofden. In het volgende jaar evenwel verzoenden de fractie's zich weer. De vijanden begonnen eene nieuwe actie en bestookten steeds gevoeliger onze postenlinie.


Hernieuwd offensief. 1893—1898. Teukoe Oemar.

Tegelijkertijd begon men weer te strijden buiten de geconcentreerde linie, het eerst in de XXII Moekims. Verschillende posten op steeds grooter afstand van Koeta Radja werden weer bezet, waarbij de versterkingen der linie als steunpunten dienden.

Teukoe Oemar, die, ofschoon pas 34 jaar oud, reeds een veelbewogen leven achter zich had en beurtelings vriend en vijand van het Gouvernement was geweest, onderwierp zich na lange onderhandelingen; hij kreeg den naam Teukoe Djoehan Pahlawan en den titel Panglima Prang Besar Gouvernement, d.i. groote Gouvernements-krijgsoverste (1893). Men bouwde groote verwachtingen op hem, maar deze werden deerlijk beschaamd. Terwijl in 1896 een tocht werd uitgerust om kwaadwilligen te verdrijven uit de streek van Anagaloeng, Lam Barō en Biloel, aan welken tocht T. Djoehan P.P.P.B.G. zou deelnemen, werd ontdekt, dat hij verraad wilde plegen. Hij vluchtte en zette aan de zijde des vijands den strijd voort op de Westkust, het voornaamste terrein zijner vroegere avonturen. In 1899 werden de troepen van T. Oemar (zooals hij nu weer heette) uit Teunom en Panga verdreven, waarbij hij zelf sneuvelde.

Na het verraad van T. Oemar werd het denkbeeld der geconcentreerde stelling geleidelijk opgegeven en besloot men alleen op eigen krachten te bouwen; het leger in Atjeh werd versterkt; vele tochten