Pagina:Land en volk van Sumatra (1916).djvu/46

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

24

Deze waterscheiding is van de Talang af te volgen tot aan de diluviale vlakte, en wordt het Middengebergte genoemd.

Gebied der Boven-Batang Hari.

Het is vischgraat-achtig gevormd; tusschen de zijribben zijn smalle, diepe dwarsdalon; het verkeer is dus zeer moeielijk en de streek dun bevolkt: eene groote tegenstelling met de Noordelijker gelegen plateaux en breede dalen. De richting van het Middengebergte stemt overeen met die van den bovenloop der Batang Hari, maakt dus halverwege de Padangsche Bovenlanden een groote, onregelmatige bocht naar het Noorden en wendt zich dan naar het Zuidoosten. De hoogste top erin, de G. Saloh, is 1626 M. hoog.


De Talang is 2600 M. hoog, heeft geen eigenlijken krater, doch een kraterspleet, waaruit gassen en waterdamp opstijgen. Op de Z.O. helling liggen twee meertjes, met water gevulde parasietkraters.

Danau di Baroeh en D. di Atas.

Het Danau di Baroeh (Benedenmeer) is eigenlijk het kraterbekken van een ingestorten vulkaan, tweelingbroeder van de Talang. Het ligt op 1462 M. hoogte; aan den Oostkant reikt de wand tot 2032, aan den Westkant tot 1572 M. De oppervlakte is 11 K.M2; de diepte 1300 M.

Het andere meer, Danau di Atas (Bovenmeer), ligt 1531 M. hoog, is iets grooter en 44 M. diep, insgelijks een kratermeer. De afvloeiing geschiedt bij Alahan Pandjang door de Goemanti, een linkerzijrivier van de Batang Hari.

De streek van Alahan Pandjang.

De hoofdrivier zelve ontspringt op de Barisan, iets ten W. van het Bovenmeer. Het dal is nauw en diep. Tusschen Lolo en Soerian wordt het wat breeder, het sawahterrein uitgestrekter, het dorpental grooter. Nu echter stroomt de hoofdrivier door een dwarsdal naar het Z.O.; dan naar het O. en naar het N.O. De groote weg gaat recht door en bevindt zich weldra in het gelijksoortige dal van de Bangko, en volgt dit tot de kom van Moeara Laboeh, waar de bergen wat op den achtergrond wijken. De Bangko buigt zich om, tot zij de hoofdrivier bereikt. Nog verder ontvangt de Batang Hari het water van de Sangir, die uit het kratermeer van de G. Toedjoeh komt.