Pagina:Letter by Piet Mondrian to Theo van Doesburg and Lena Milius 1918-07-09.djvu/2

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
2

’t zoo eens zijn en elkaar goed begrijpen. Schrijf me eens wat je van mijn nieuwe artikel vindt met je bemerkingen, het moet al haast weer naar de drukker, heh? Ik geloof dat ook dit artikel voor leeken vooral van nut is.
Wat je over Hoste schrijft wist ik reeds twee jaar geleden, toen is hij een paar maal bij me geweest en zag ik zijn halfheid. En nu over de architecten in ’t algemeen — ik moet je zeggen, Does, ik heb bij de oprichting van De Stijl het aan je overgelaten maar ik ben ’t nooit met je eens geweest, toen je de architecten met ons met onze N.B. / op een lijn zette. Ik begreep dat er botsing moest komen. Ik zou je niet raden het uit je hand te geven, want dan loopt ’t zeker mis. Hou jij – dunkt me – de redactie ook van architectuur en plaats wat je goed lijkt, dan kan ’t geen kwaad.
Ik kan niet over architectuur schrijven omdat ik geen architect ben; ik bedoel niet er over schrijven, zooals ik over schilderkunst schrijf. Later kan ik wel eens ideeën zeggen. Ik vroeg ’t aan v. d. Leck maar daar hoorde ik weer een minder bepaald antwoord op. Ik denk dat hij niets bepaalds te zeggen heeft — zooals de meeste lui. Van daar krijg je zoo weinig copy binnen. Ik raadt je aan je niet bezorgd te maken over de architectuur, die komt later vanzelf, als de tijd zoover is.
Ik zal eens zien, of ik je nu op alles heb geantwoord.