Naar inhoud springen

Pagina:Luttenberg's chronologische verzameling der wetten en besluiten, vol 16 + 17 (1868-1869).pdf/266

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


Per Transport f 13,118,984.15 Afdeeling: Overcomplete officieren, pensioenen, gagementen, onderstanden, " 1,483,350.lijfrenten en wachtgelden H 16e Onvoorziene uitgaven. 56,666.f 14,659,000. 1885

15 Jan.

S. 14.

IX Hoofdstuk.

Departement van Koloniën.

1 Afdeeling: Kosten van het departement f "1 "

2e Uitgaven ten behoeve der kolonie Suriname "1 3e Uitgaven ten behoeve der kolonie Curaçao.

"

4e Uitgaven, voortvloeijende uit de opheffing der slavernij in de WestIndische koloniën.

"

" 5e H Subsidie aan de Nederlandsche bezittingen ter Kuste van Guinea "

6e Pensioenen, wachtgelden en verloftractementen "1 "

7e Onvoorziene uitgaven.f

50,000,

149,192.75 972,046.06 422,209.07 200,000.159,000.17,271.67 40,000, f 1,959,719.55 15 Jan. S. 15.

Xe Hoofdstuk.

Onvoorziene uitgaven




12 Januarij 1869. ARREST van den Hoogen Raad der Nederlanden, waarbij behandeld zijn de volgende punten:

"Is het verbod, vervat in art. 36 der wet van 21 Aug. 1859 (Staatsblad No. 98), niet geheel onafhankelijk van alle eigendomsregt; en is ook de uitoefening van dat regt, in het belang der veiligheid van de spoorwegtreinen, niet aan gezegd verbod naar art. 625 B. W, ondergeschikt? wydvers Ja. Kon, waar in het gevoerde strafgeding niet blijkt eenige vordering tot schorsing wegens het bestaan eener praejudiciële quaestie te zijn gedaan, van eenige beraadslaging en beNeen, slissing daarover wel sprake zijn? Ligt in de veroordeeling ter zake van gewelddadigen en feitelijken wederstand tegen een spoorweg-bediende in de uitoefening zijner bediening door een persoon zonder wapenen, en welke veroordeeling rust eeniglijk op de daarop toepasselijk verklaarde artt. 209 en 212 Strafregt, ook opgesloten eene schuldigververklaring van den beklaagde aan eenige door hem gepleegde verwonding? Neen. Is niet als een hoofd-onderwerp van de bediening eens spoorwegbediende aan te merken de zorg voor den veiligen en onbelemmerden loop der spoortreinen, en strekte daartoe niet ook ongetwijfeld de aanmaning tot verwijdering van den spoorweg der daarop gedreven schapen, zoowel als de door den spoorwegwachter zelven gedane poging tot die verwijdering? Ja." W, v. 'T R. 3086.




15 Januarij 1869. BESLUIT, tot onteigening van perceelen in de gemeente Bunnik, welker bezit, ten behoeve van den vestingbouw, vereischt wordt voor het maken van een fort op de Houtensche vlakte bij Vechten. S. 9.




16 Januarij 1869. BESLUIT, bepalende de plaatsing in het Staatsblad van de verklaring, door de Internationale militaire commissie op den 29 November/11 December 1868 te St. Petersburg geteekend, nopens de afschaffing van het gebruik te velde, enz., der ontplofbare kogels. S. 16.

Wij WILLEM III, enz.

Gezien de verklaring, door de Internationale

militaire commissie op den 29 November 1868/11 December te St. Petersburg geteekend, nopens de afschaffing van het gebruik te velde, enz., der ontplofbare kogels, van welke verklaring de inhoud en de vertaling luiden als volgt:

VERTALING.

VERKLARING.

Op voorstel van het Keizerlijk Russische Kabinet is eene militaire internationale commissie te St. Petersburg bijeengekomen, ten einde een onderzoek in te stellen naar de wenschelijkheid, het