Naar inhoud springen

Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/125

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

dat zij de bedrogene zou blijken en ik de ziener. Met welk een blijdschap zou ik dan ook eens minachtend neerkijken en me gerechtigd achten tot de daden, waarvan ik reeds voelde, dat ik ze in alle gevalle zou begaan!

Toch had ik tegelijkertijd lust Anna eenvoudig te bevelen die man niet meer te ontvangen.

Onverwachts werd op een morgen de Kantere bij mij aangediend. De meid had gezegd, dat ik thuis was; ik vond zo aanstonds geen reden van verontschuldiging; er zat wel niet veel anders op dan hem te ontvangen.

Zoals gewoonlijk overblufte het onverhoedse me volkomen. Het gevoel van nog ongekleed te zijn maakte me dubbel verlegen en de loomheid van mijn hersenen, die ik vooral op warme, regenachtige dagen gewaar werd als een nevel, waarin mijn gedachten verbleekten, drukte me, gelijk ik me voorstel, dat voorboden van waanzin een aanstaande krankzinnige moeten beklemmen. De vragen: wat moet die man; heeft Anna hem opgestookt; komt hij alleen om harentwil; wat weet hij van me; hoe moet ik me houden, warrelden wel verbijsterend door mijn hoofd rond; maar niet één antwoord doemde daarachter op en de Kantere stond al in de kamer, eer de rol, die ik wilde spelen, me helder voor de geest zweefde.

Als altijd was hij geheel in 't zwart, de lange glanzige jas zorgvuldig gesloten, een glimmende cilinderhoed in de donker gehandschoende linkerhand.

Aan hem viel geen spoor van schuchterheid waar te nemen. Het kwam me voor, dat de glimlach op zijn ivoorbleke wangen en de blik uit zijn gitzwarte ogen, die, ondanks 's mans lengte, altoos uit de laagte scheen omhoog te schieten, even bestudeerd vriendelijk waren, als het geluid van zijn diepe stem bestudeerd klankvol, het zwaaien met zijn blanke handen bestudeerd mooi, de aaneenrijging van zijn woorden bestudeerd sierlijk. Wat moest mijn onbeholpenheid in het spreken en gesticuleren daartegenover een treurig figuur maken!

Hij begon met zich te verontschuldigen voor zijn onbeleefdheid.

121