Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/59

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

Ik twijfelde er niet aan, dat het mooie kind nu wél haar fraaiste japon kon aantrekken, dat zij nu wél Champagne zou drinken, dat zij zich nu wél moest opwinden. Bovendien was de organisator van de grap er zeker van haar alleen bij zich te hebben, want mama werd eenvoudig in het andere rijtuig gestopt.

Maar... zou zij meegaan?

Mijn uitnodiging was de eerste geweest; daaraan viel niet te twijfelen; maar toch...

O, ik moest naar haar toe! Een enkel woord kon de schaal tot mijn voordeel doen omslaan! Nu was de gelegenheid daar om te tonen, dat ook ik met takt en durf te werk kon gaan!

Ja, ik moest; maar... mijn voeten stonden als vastgeschroefd en het begon me te duizelen voor de ogen.

Toch had ik mijn aarzeling misschien nog door eigen kracht overwonnen, als niet een meid me een slordig toegevouwen, maar geparfumeerd briefje in de hand had geduwd.

Mijn bevende vingers waren haast niet in staat het te openen.

Ik verbeeldde me, dat iedereen me aankeek.

Natuurlijk bevatte het de tijding van mijn nederlaag.

In een paar Duitse zinnen, die aardig vol fouten zaten, gaf het mooie kind te kennen, dat ze onmogelijk van mijn beleefde uitnodiging gebruik konden maken. De verontschuldiging luidde: zij hadden er reeds een andere aangenomen.

Toen steeg op eens het bloed mij naar het hoofd. Wat een leugen!

Ik achtte me in staat alle Amerikanen van de wereld te trotseren. Een ogenblik draaide alles om mij heen, als door een wervelwind bewogen, in de rondte; daarna snelde ik ook de gang in, de trap op.

Mijn hart bonsde, mijn benen beefden, ik voelde mijn keel hees worden.

Nog had ik evenwel de bovenste trede niet bereikt, als, met een schielijke zwaai, een gearmd paar lachend de

55