Naar inhoud springen

Pagina:Marcellus Emants - Een nagelaten bekentenis (1894).djvu/71

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

dat ogenblik werkelijk in staat de rol van „viveur" vol te houden.

Begeerte en vrees lichtten in de schichtige blik, waarmee van Dregten de aankondiging zwijgend ontving. Een bedeesd lachje speelde even om zijn bleke lippen; een lange poos wreef hij met de altijd klamme hand over zijn weggetrokken kin en een dof, maar verrukt „ja" welde eindelijk als een hete zucht uit zijn gemoed op. Hij wilde, o, zo graag; maar zonder mij zou hij nooit gedurfd hebben. Toen begon ik weer geheimzinnige liefdesgeschiedenissen te fantaseren en wond me onder het vertellen zodanig op, dat ik overtuigd werd in Amsterdam dergelijke avonturen maar voor het grijpen te zullen vinden.

Dus had de ontvangen les niemandal gebaat; de neiging—hoe zwak ook—zegevierde door taaiheid. Ik wist zeker, dat op stuk van zaken mijn schroomvalligheid niet veel kleiner zou blijken dan vroeger en toch was 't me onmogelijk de gedachte te onderdrukken, dat ik ouder en dus ervarener, bijdehander was geworden. Het dus was onzinnig; maar wie durft te zeggen, dat hij niet met een soortgelijk dus behept is?

Onder de roestige onhebbelijkheden van onze ouderdom liggen de blinkende fouten van onze jeugd en toch schijnen de meeste mensen in de waan te verkeren, dat hun leven een ontwikkeling, een vooruitgang is.

't Is waar, hoe beter een mens past in zijn tijd, vooral in de conventies van zijn tijd, hoe minder hij in onaangename botsingen komt, hoe minder hij dus gedwongen wordt door te denken over de ware beweegredenen van de menselijke handelingen, hoe gereder hij derhalve allerlei moois bij anderen onderstelt, dat hij in zich zelf meent waar te nemen, hoe tevredener hij bijgevolg is in zijn verblindheid en hoe gunstiger hij denken moet over het leven. Hier schijnt tegenover te staan, dat ondanks de mooie, althans verdedigbare motieven, welke de mensen voor hun daden in zich zelf menen te vinden—en dikwijls ondanks die daden in zich zelf ondersteld willen zien—zij maar al te vaak in anderen—behalve op het

67